- Meise
- Nieuws
- Nieuwe regeling voor klokkenluiders voor lokale besturen
Nieuwe regeling voor klokkenluiders voor lokale besturen
dinsdag 17 01 2023
Op 1 december publiceerde het Staatsblad nieuwe regels voor klokkenluiders. Met die regeling (die voortvloeit uit de Europese Klokkenluidersrichtlijn van 2019) worden mensen die interne misbruiken of overtredingen aanklagen, beter beschermd. Deze regel is van toepassing sedert 11 december. Lees meer op de website van Meise.
Alles weten? Kijk dan op de website van de overheid. En onderaan deze pagina kan je de volledige tekst raadplegen. In de pdf-voorstelling moet je scrollen naar pagina 185 voor de volledige goed leesbare tekst. Daaronder dezelfde tekst maar dan in vrije tekst.
Geen lachtertje die tekst en het is (onder andere) aan de lokale besturen om één en ander goed leesbaar en begrijpbaar te maken...
Welke bescherming kan u genieten? Lees vanaf de geel gekleurde paragraaf in artikel 25.
Wat betekent dit voor Meise?
Wie Meise zegt, denkt meteen, jammer genoeg, aan gefoefel en corruptieschandalen. Op dit moment staan oud burgemeester Jos Emmerechts(LB+) en zijn toenmalige schepen Wim Verbeke(LB+) terecht voor omkoping in de zaak van Gunther Van Doorslaer van het gelijknamige plantenbedrijf 'Van Doorslaer' in de Ossegemstraat. Audit Vlaanderen heeft heel wat van die 'beerput' kunnen blootleggen op basis van meldingen en getuigenissen van onder andere personeelsleden van de gemeente.
Bij het aantreden van het nieuwe bestuur in het begin van deze legislatuur werd sterk ingezet op transparantie en deugdelijk besturen. Tussen college en administratie werden stevige afsprakennota's gemaakt en de nieuwe algemeen directeur spaarde kost nog moeite om alle overblijfselen van die oude rommelcultuur weg te werken.
Niet op de waard gerekend.
Jammer genoeg bleken niet voldoende gemeenteraadsleden daarvan doordrongen en bleek het opportunisme sterker te zijn dan de rede. N-VA kieperde haar kritische stemmen eruit en verving ze door gemeenteraadsleden van LB+, de partij die ook hogergenoemde bestuurders leverde die zich nu voor de rechter mogen gaan verantwoorden voor omkoping. De woorden 'deontologie' en 'het algemeen belang' staan duidelijke niét in het woordenboek van deze meerderheid. En nog los van de laffe woordbreuk om halverwege een legislatuur na een jaar gekonkelfoes achter onze rug 'in het holst van de nacht' van partner te wisselen, bleek al meteen uit een paar dossiers dat we terug gekatapulteerd zijn naar de prehistorie. (Lees bij wijze van introductie ook deze korte bloemlezing: het verhaal van voetweg 43, hoe zij omgaan met privacy en bescherming van jongeren tegen gokverslaving, de burgemeester die liegt als Pinokkio als ze beweert dat er een groot kruis getrokken is over 'Tussenveld' omdat die beslissing nooit genomen is én omdat de gemeente er zelfs geen bevoegdheid over heeft, enz...) En ook dit bestuur zit al in nesten want ook nu al loopt er een gerechtelijk onderzoek naar allerhande ongure praktijken. Hoe kon het anders, ze zijn gewoon een verderzetting van de vorige editie.
Een warme oproep aan alle personeelsleden van de gemeente Meise
Tijdens de periode dat de huidige oppositieleden nog zelf in de meerderheid zaten, hebben ze kunnen vaststellen dat, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, de gemeente wel degelijk beschikt over een schitterend team met zeer veel krachtige mensen die het beste voorhebben. Uiteraard zit er tussen alle koren wel wat kaf maar bij de meeste werknemers zit het hart én het verstand echt wel op de juiste plaats. Jammer genoeg delen ook die mensen in de klappen. Een rotreputatie van een bestuur straalt ook op jullie af en dat verdienen jullie niet. Laat je ook niet intimideren door politici en wees snel duidelijk over misbruiken die je bij hen vaststelt. Politici hebben enkel macht over jou als je hun misbruiken niet aan de kaak stelt.
Niemand is dus beter geplaatst als jullie om vaststellingen te doen van misbruiken, manipulatie, machtsmisbruik of intimidatie. Wij doen bij deze dan ook een warme oproep aan alle personeelsleden om gebruik te maken van het vernieuwde Klokkenluidersrecht. Elke ketting is zo sterk als haar zwakste schakel en waar je ook staat in de hiërarchie, ook jij kan door te praten mee bijdragen tot een gemeentebestuur om u tegen te zeggen.
Laat van je horen en maak van jouw bestuur het beste bestuur van Vlaanderen.
Gebruik de kans en ga ervoor!
Ook misbruiken van andere personeelsleden, of ze nu hiërarchisch boven jou staan, of naast jou of onder jou, maakt geen verschil.
Links naar elders, kranten, overheden...
Extra gegevens
DE VOLLEDIGE TEKST ZOALS GEPUBLICEERD IN HET STAATSBLAD OP 1 DECEMBER 2022
18 NOVEMBER 2022. - Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Bestuursdecreet van 7 december 2018, wat betreft klokkenluiders (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:
Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Bestuursdecreet van 7 december 2018, wat betreft klokkenluiders
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst
Art. 2. Aan artikel 1bis van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2006 en gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2015, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"4° richtlijn 2019/1937/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden.".
Art. 3. Aan artikel 2bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2006 en gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2015, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018.".
Art. 4. In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004, 23 juni 2006 en 17 juli 2015, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
" § 2. De Vlaamse Ombudsdienst heeft ingevolge artikel III.60/4, § 1 en § 3, van het Bestuursdecreet tevens als opdracht meldingen te onderzoeken van externen en personeelsleden van de overheidsinstanties over inbreuken die deze overheidsinstanties begaan.
Dit kan na melding conform artikel III.60/3, § 1 en § 2, of artikel III.60/3, § 3, van het Bestuursdecreet ofwel rechtstreeks, als zij menen dat de inbreuk bij interne melding niet doeltreffend kan behandeld worden of dat er een risico op represailles bestaat.".
Art. 5. Artikel 12bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, en gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 12bis. Personeelsleden van de overheidsinstanties en externen kunnen schriftelijk of mondeling bij de Vlaamse Ombudsdienst, in zijn hoedanigheid van meldingskanaal, inbreuken of informatie over inbreuken, begaan door deze overheidsinstanties, als vermeld en onder de voorwaarden van artikel 3, § 2, melden.
Deze meldingen kunnen anoniem gebeuren. De Vlaamse Ombudsdienst zendt een ontvangstmelding aan de melder binnen de zeven dagen nadat hij de melding heeft ontvangen, tenzij de melder zich uitdrukkelijk verzet tegen die ontvangstmelding of het krijgen van die ontvangstmelding de bescherming van de identiteit van de melder in gevaar brengt.
De Vlaamse Ombudsdienst kan bij meldingen beslissen om de melding niet in behandeling te nemen indien de inbreuk van geringe betekenis is of indien de melding betrekking heeft op feiten die in een eerdere melding van de melder al zijn behandeld en de nieuwe melding geen nieuwe informatie van betekenis bevat.
In de gevallen, vermeld in het derde lid, stuurt de Vlaamse Ombudsdienst de melder binnen zeven dagen nadat hij de melding heeft ontvangen, de beslissing om de melding niet in behandeling te nemen en een motivering voor deze beslissing.".
Art. 6. In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004, 23 juni 2006 en 9 november 2012, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt:
" § 4. De Vlaamse Ombudsdienst onderzoekt de melding van een inbreuk als vermeld in artikel 3, § 2. Indien hij na een preliminair onderzoek meent dat de melding ontvankelijk en niet kennelijk ongegrond is, vervolgt hij het onderzoek. In het andere geval deelt hij aan de melder schriftelijk mee waarom hij de zaak onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht.
Bij een ontvankelijke melding brengt de Vlaamse Ombudsdienst verslag uit aan de melder binnen een termijn van drie maanden. De Vlaamse Ombudsdienst kan deze termijn van drie maanden verlengen tot maximaal zes maanden. In dat geval informeert de Vlaamse Ombudsdienst de melder en de betrokken overheid schriftelijk over de verlenging van de termijn en de reden daarvoor, voor de voormelde termijn van drie maanden verstreken is. De Vlaamse Ombudsdienst brengt de melder op de hoogte van het eindresultaat van de onderzoeken.
De Vlaamse Ombudsdienst behandelt in zijn hoedanigheid van meldingskanaal de meldingen in overeenstemming met de regels vastgelegd in artikel III.60/6 tot en met III.60/11 van het Bestuursdecreet.".
Art. 7. In artikel 15, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2006, wordt tussen het woord "klacht" en de woorden "ter plaatse" de zinsnede "of een melding van informatie over inbreuken als vermeld in artikel 3, § 2" ingevoegd.
Art. 8. In artikel 17bis, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en vervangen bij het decreet van 9 november 2012, worden de woorden "een onregelmatigheid" vervangen door de woorden "informatie over inbreuken".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Provinciedecreet van 9 december 2005
Art. 9. In artikel 256 van het Provinciedecreet van 9 december 2005, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede en derde lid worden opgeheven;
2° in het bestaande vierde lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden "vijfde tot en met het dertiende lid" vervangen door de woorden "derde tot en met elfde lid";
3° in het bestaande vijfde, zesde, zevende, achtste, negende en dertiende lid, die het derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en elfde lid worden, worden de woorden "vierde lid" telkens vervangen door de woorden "tweede lid";
4° in het bestaande achtste lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "vijfde lid" vervangen door de woorden "derde lid";
5° in het bestaande negende lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden "elfde lid" vervangen door de woorden "negende lid".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur
Art. 10. In artikel 223 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018 en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede en derde lid worden opgeheven;
2° in het bestaande vierde lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden "vijfde tot en met het dertiende lid" vervangen door de woorden "derde tot en met elfde lid";
3° in het bestaande vijfde, zesde, zevende, achtste, negende en dertiende lid, die het derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en elfde lid worden, worden de woorden "vierde lid" telkens vervangen door de woorden "tweede lid";
4° in het bestaande achtste lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "vijfde lid" vervangen door de woorden "derde lid";
5° in het bestaande negende lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden "elfde lid" vervangen door de woorden "negende lid".
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Bestuursdecreet van 7 december 2018
Art. 11. Aan artikel I.2 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, gewijzigd bij het decreet van 2 juli 2021, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden.".
Art. 12. In artikel III.24 van hetzelfde decreet worden het tweede en derde lid opgeheven.
Art. 13. Aan titel III, hoofdstuk 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt een afdeling 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling 6. Klokkenluiden".
Art. 14. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan afdeling 6, toegevoegd bij artikel 13, een artikel III.60/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° betrokken persoon: een natuurlijk persoon of overheidsinstantie die de melder aanduidt als de persoon aan wie de inbreuk wordt toegeschreven of met wie die persoon in verband wordt gebracht;
2° externen: een van de volgende personen die in het kader van zijn werk informatie over inbreuken heeft:
a) aandeelhouders en personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een overheidsinstantie, met inbegrip van leden die niet bij het dagelijks bestuur zijn betrokken, vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs;
b) aannemers, onderaannemers en leveranciers en iedereen die werkt onder hun toezicht en leiding;
c) personen die informatie over inbreuken hebben verkregen in een inmiddels beëindigde werkrelatie;
d) personen van wie de werkrelatie nog moet beginnen en die informatie over inbreuken hebben verkregen tijdens de wervingsprocedure of andere precontractuele onderhandelingen;
3° facilitator: een natuurlijke persoon die een melder in het kader van het werk bijstaat in het meldingsproces en van wie de bijstand vertrouwelijk moet zijn;
4° inbreuk: een handeling of nalatigheid, die voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
a) ze is onrechtmatig;
b) ze ondermijnt het doel of de toepassing van regelgeving;
5° informatie over inbreuken: informatie, met inbegrip van redelijke vermoedens, over:
a) feitelijke of mogelijke inbreuken die hebben plaatsgevonden of zeer waarschijnlijk zullen plaatsvinden binnen de overheidsinstantie waar de melder werkt, heeft gewerkt of gesolliciteerd heeft of binnen een andere overheidsinstantie waarmee de melder in het kader van zijn werk in contact is geweest;
b) pogingen tot het verhullen van inbreuken binnen de overheidsinstantie waar de melder werkt, heeft gewerkt of gesolliciteerd heeft of binnen een andere overheidsinstantie waarmee de melder in de context van zijn werk in contact is geweest;
6° melder: een natuurlijke persoon die in het kader van zijn werk verkregen informatie over inbreuken meldt of openbaar maakt;
7° meldingskanalen:
a) de lijnmanagers of leidinggevenden van de Vlaamse overheidsinstanties;
b) de hoofden van het personeel van de lokale overheden;
c) gezamenlijke interne meldingskanalen voor verschillende lokale overheden;
d) Audit Vlaanderen;
8° personeelsleden van de Vlaamse overheidsinstanties: de personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 1° tot en met 9°. ".
Art. 15. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/2 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/2. Tenzij het anders vermeld is in deze afdeling, is deze afdeling van toepassing op de volgende overheidsinstanties:
1° het Vlaams Parlement, zijn diensten, de instellingen die aan het Vlaams Parlement verbonden zijn en de autonome diensten die onder toezicht staan van het Vlaams Parlement;
2° de Vlaamse Regering en de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering;
3° de Vlaamse administratie;
4° de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid;
5° de provinciegouverneurs en de arrondissementscommissarissen;
6° de secretariaten van de strategische adviesraden;
° de volgende Vlaamse openbare instellingen:
a) De Watergroep;
b) de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie;
c) het Vlaams Fonds voor de Letteren;
d) de Vlaamse Instelling voor Technologisch onderzoek;
8° het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos, het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, het Eigen Vermogen Flanders Hydraulics, het Eigen Vermogen KMSKA en het Eigen Vermogen Digitaal Vlaanderen;
9° de Vlaamse overheidsinstanties die geen overheidsinstanties zijn als vermeld in punt 2° tot en met 8°, maar die voldoen aan al de volgende kenmerken:
a) ze maken deel uit van de Vlaamse deelstaatoverheid of zijn in handen van de Vlaamse deelstaatoverheid en vallen onder het exclusieve toezicht van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, in overeenstemming met verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;
b) ze bezitten rechtspersoonlijkheid;
c) het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de extern verzelfstandigde agentschappen of hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochterondernemingen hebben minimaal de helft van de stemmen in de algemene vergadering;
10° de gemeenten;
11° de districten;
12° de provincies;
13° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
14° de samenwerkingsvormen, vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
15° de welzijnsverenigingen, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
16° de autonome verzorgingsinstellingen, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
17° de verzelfstandigde agentschappen die opgericht zijn door een provincie of een gemeente;
18° de polders en de wateringen;
19° de interlokale onderwijsvereniging, vermeld in het decreet van 28 november 2008 betreffende de interlokale onderwijsvereniging (ILOV).
Deze afdeling doet geen afbreuk aan decretale bepalingen die in een ruimere bescherming voor klokkenluiders voorzien.".
Art. 16. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/3 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/3. § 1. Personeelsleden van de diensten van het Vlaams Parlement, personeelsleden van aan het Vlaams Parlement verbonden instellingen, personeelsleden van autonome diensten onder toezicht van het Vlaams Parlement, en externen kunnen informatie over inbreuken die een van deze overheidsinstanties begaat, intern melden bij de in de decreten aangewezen hoogste leidinggevende van de bij de inbreuk betrokken instantie. De leidinggevenden kunnen de ontvangst en de behandeling van meldingen delegeren aan een personeelslid onder hun gezag.
In afwijking van het vorige lid is voor het Vlaams Vredesinstituut deze melding enkel mogelijk bij het dagelijks bestuur.
§ 2. Personeelsleden van de Vlaamse overheidsinstanties, vermeld inartikel I.3, 2°, a) tot en met d), en artikel III.60/2, eerste lid, 7°, a) tot en met c), en 8°, met uitzondering van de personeelsleden van het Eigen Vermogen KMSKA kunnen informatie over inbreuken die een van deze overheidsinstanties begaat, intern melden bij een van de volgende meldingskanalen:
1° de betrokken lijnmanager;
2° Audit Vlaanderen.
De lijnmanagers, vermeld in het eerste lid, 1°, brengen Audit Vlaanderen op de hoogte van elke melding die ze ontvangen.
Het eerste lid, 2°, en het tweede lid gelden niet voor de personeelsleden van De Watergroep die intern kunnen melden bij de Interne Audit van De Watergroep.
Externen en personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel I.3, 2°, e) tot en met g), artikel III.60/2, eerste lid, 2°, 4° tot en met 6°, 7°, d), en 9°, en personeelsleden van het Eigen Vermogen KMSKA, melden informatie over inbreuken die de eigen overheidsinstantie begaat, intern bij de leidinggevende, die de betrokken overheidsinstantie daarvoor aanduidt. Het tweede lid geldt niet voor de voormelde overheidsinstanties.
De lijnmanagers, vermeld in het eerste lid, 1°, en de leidinggevenden, vermeld in het vierde lid, kunnen de ontvangst en de behandeling van meldingen delegeren aan een personeelslid onder hun gezag.
§ 3. Personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 10° tot en met 19°, kunnen informatie over inbreuken die de lokale overheden begaan, bij een van de volgende meldingskanalen intern melden:
1° het hoofd van het personeel;
2° het gezamenlijke interne meldingskanaal als de lokale overheid in kwestie deelneemt aan een gezamenlijk intern meldingskanaal als vermeld in paragraaf 4.
Het hoofd van het personeel, vermeld in het eerste lid, 1°, kan de ontvangst en de behandeling van meldingen delegeren aan een personeelslid onder zijn gezag.
§ 4. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 10° tot en met 19°, kunnen een bestaand intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur gebruiken als gezamenlijk intern meldingskanaal of daarvoor een intergemeentelijk samenwerkingsverband tot stand brengen conform deel 3, titel 3, hoofdstuk 2, van het voormelde decreet.".
Art. 17. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/4 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/4. § 1. Nadat personeelsleden van de Vlaamse overheidsinstanties en externen de informatie over inbreuken die de Vlaamse overheidsinstanties begaan, gemeld hebben conform artikel III.60/3, § 1 en § 2, van dit decreet, kunnen ze die informatie ook extern melden bij de Vlaamse Ombudsdienst, conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.
In afwijking van het eerste lid kunnen personeelsleden van de Vlaamse overheidsinstanties en externen informatie over inbreuken die Vlaamse overheidsinstanties begaan, rechtstreeks melden bij de Vlaamse Ombudsdienst, conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst, als ze menen dat de inbreuk niet doeltreffend behandeld kan worden of dat er een risico op represailles bestaat.
In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen personeelsleden van de Vlaamse Ombudsdienst en externen, nadat zij de informatie over inbreuken die de Vlaamse Ombudsdienst begaat, gemeld hebben conform artikel III.60/3, § 1, die informatie ook extern melden bij een bij wet, decreet of ordonnantie opgerichte ombudsdienst, die op basis van een samenwerkingsakkoord aangeduid wordt. Zij kunnen de informatie over een inbreuk rechtstreeks bij deze instantie melden als ze menen dat de inbreuk niet doeltreffend behandeld kan worden of dat er een risico op represailles bestaat.
§ 2. Nadat personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 10° tot en met 13°, 15° en 17°, met uitzondering van de extern verzelfstandigde agentschappen van privaatrecht die opgericht zijn door een provincie of een gemeente, informatie over inbreuken die de lokale overheden begaan, gemeld hebben, conform artikel III.60/3, § 3, kunnen ze die informatie ook extern melden bij Audit Vlaanderen.
In afwijking van het eerste lid kunnen deze personeelsleden informatie over inbreuken die deze overheidsinstanties begaan, ook rechtstreeks melden bij Audit Vlaanderen als ze menen dat de inbreuk intern niet doeltreffend behandeld kan worden of dat er een risico op represailles bestaat.
Externen kunnen informatie over inbreuken die deze overheidsinstanties begaan, rechtstreeks extern melden bij Audit Vlaanderen.
§ 3. Nadat personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 14°, 16°, 18° en 19°, en de extern verzelfstandigde agentschappen van privaatrecht die opgericht zijn door een provincie of een gemeente, informatie over inbreuken die deze overheidsinstanties begaan, gemeld hebben, conform artikel III.60/3, § 3, kunnen ze die informatie ook extern melden bij de Vlaamse Ombudsdienst, conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.
In afwijking van het eerste lid kunnen personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in het eerste lid, informatie over inbreuken die deze overheidsinstanties begaan, rechtstreeks melden bij de Vlaamse Ombudsdienst, conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst, als ze menen dat de inbreuk niet doeltreffend behandeld kan worden of dat er een risico op represailles bestaat.
Externen kunnen informatie over inbreuken die deze overheidsinstanties begaan, rechtstreeks extern melden bij de Vlaamse Ombudsdienst, conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.".
Art. 18. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/5 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/5. Deze afdeling is niet van toepassing op het melden van informatie waarvan de bekendmaking niet toegelaten is om een van de volgende redenen:
1° de veiligheid van het land;
2° geclassificeerde gegevens;
3° de bescherming van het beroepsgeheim van advocaten en van het medisch beroepsgeheim;
4° de gerechtelijke beraadslagingen;
5° het strafprocesrecht.".
Art. 19. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/6 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/6. § 1. Melders kunnen schriftelijk en via de telefoon of een ander spraakberichtsysteem informatie over inbreuken melden bij de meldingskanalen. Ze hebben ook het recht op een fysieke ontmoeting binnen een redelijke termijn.
§ 2. De meldingskanalen kunnen van mondelinge meldingen via een spraakberichtsysteem met gesprekopname:
1° een opname van het gesprek in een duurzame, opvraagbare vorm maken;
2° een volledig en nauwkeurig verslag laten opstellen door de personeelsleden die ervoor verantwoordelijk zijn om de melding te behandelen.
De meldingskanalen stellen de melders op de hoogte van de mogelijkheid van het systeem om gesprekken op te nemen, voor de start van het gesprek.
§ 3. De personeelsleden van de meldingskanalen, die ervoor verantwoordelijk zijn om de melding te behandelen, kunnen een nauwkeurig verslag opmaken van mondelinge meldingen via een spraakberichtsysteem zonder gespreksopnamefaciliteit.
§ 4. Als de melder toestemt, maken de meldingskanalen bij een fysieke ontmoeting op verzoek van de melder:
1° een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm;
2° een nauwkeurig verslag van het onderhoud, dat de personeelsleden opstellen die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de melding.
§ 5. Melders kunnen de schriftelijke weergave van het gesprek, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, controleren, corrigeren en voor akkoord tekenen.
§ 6. Melders kunnen informatie over inbreuken anoniem melden.".
Art. 20. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/7 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/7. § 1. De meldingskanalen ontvangen meldingen via systemen die door hun ontwerp, opzet en beheer op beveiligde wijze de vertrouwelijkheid beschermen van de volgende elementen:
1° de identiteit van de melder;
2° de identiteit van derden die in de melding worden genoemd;
3° informatie waaruit de identiteit van de melder of een derde kan blijken.
Alleen hoofden van het personeel, lijnmanagers, leidinggevenden, personeelsleden van Audit Vlaanderen en personeelsleden, aan wie de hoofden van het personeel, de lijnmanagers of de leidinggevenden, hun bevoegdheid hebben gedelegeerd, conform artikel III.60/3, § 1, eerste lid, § 2, vijfde lid, en § 3, tweede lid, hebben toegang tot de informatie, vermeld in het eerste lid.
§ 2. Als de meldingskanalen een melding behandelen, nemen ze een strikte neutraliteit in acht. In geen geval wordt de melding behandeld door een persoon die betrokken is of was bij de feiten waarop de melding betrekking heeft.".
Art. 21. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/8 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/8. § 1. De meldingskanalen bevestigen de ontvangst van de melding aan de melder binnen zeven dagen na de dag waarop ze de melding hebben ontvangen, als ze binnen die termijn de melding nog niet afgehandeld hebben, tenzij in de volgende gevallen:
1° de melder verzet zich uitdrukkelijk tegen het krijgen van die ontvangstmelding;
2° het krijgen van die ontvangstmelding brengt de bescherming van de identiteit van de melder in gevaar.
Tenzij er nieuwe wettelijke of feitelijke omstandigheden zijn die een andere opvolging rechtvaardigen, kunnen externe meldingskanalen bij meldingen, conform artikel III.60/4, § 2, beslissen om in een van de volgende gevallen de melding niet in behandeling te nemen:
1° de inbreuk is van geringe betekenis;
2° de externe melding heeft betrekking op feiten die in een eerdere melding van de melder al zijn behandeld en de nieuwe melding bevat geen nieuwe informatie van betekenis.
In de gevallen, vermeld in het tweede lid, stuurt Audit Vlaanderen de melder binnen zeven dagen nadat het de melding heeft ontvangen, naast de ontvangstmelding, vermeld in het eerste lid, de beslissing om de melding niet in behandeling te nemen en een motivatie voor die beslissing.
§ 2. De meldingskanalen gaan de juistheid na van de informatie en nemen de gepaste maatregelen als er een vermoeden van een inbreuk is.
§ 3. De meldingskanalen informeren de melder binnen drie maanden na de dag waarop ze de ontvangstmelding hebben verstuurd, of, als er geen ontvangstmelding naar de melder is gestuurd, binnen drie maanden nadat de periode van zeven dagen nadat de melding is gedaan, is verstreken, over de als opvolging geplande of genomen maatregelen en over de redenen daarvoor. De meldingskanalen geven daarbij geen informatie vrij die afbreuk doet aan het interne onderzoek of die het onderzoek of de rechten van de betrokken persoon schaadt.
Bij meldingen aan Audit Vlaanderen als vermeld in artikel III.60/4, § 2, kan Audit Vlaanderen de termijn van drie maanden, vermeld in het eerste lid, verlengen tot maximaal zes maanden. In dat geval informeert Audit Vlaanderen de melder en de betrokken lokale overheid schriftelijk over de verlenging van de termijn en de reden daarvoor, voor de voormelde termijn van drie maanden verstreken is.
§ 4. Audit Vlaanderen brengt de melder op de hoogte van het eindresultaat van de onderzoeken.".
Art. 22. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/9 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/9. § 1. De Vlaamse overheid publiceert op een afzonderlijke, gemakkelijk herkenbare en toegankelijke pagina van de centrale website de volgende informatie:
1° de voorwaarden om in aanmerking te komen voor bescherming tegen represailles;
2° de elektronische adressen, de postadressen en de telefoonnummers van de interne en externe meldingskanalen, met de vermelding of ze de telefoongesprekken en de gesprekken via andere spraaksystemen opneemt;
3° de procedures voor meldingen van informatie over inbreuken bij de meldingskanalen en bij instellingen, organen en instanties van de Europese Unie, met inbegrip van:
a) de wijze waarop de meldingskanalen de melder kunnen vragen om de informatie te verduidelijken of bijkomende informatie te verstrekken;
b) de termijn voor het geven van feedback;
c) de soort en de inhoud van de feedback;
4° de informatie over de verwerking van persoonsgegevens;
5° de wijze waarop de melding wordt opgevolgd;
6° de remedies en procedures voor de bescherming tegen represailles en de beschikbaarheid van vertrouwelijk advies voor personen die overwegen tot melding over te gaan;
7° onverminderd artikel III.60/5, een duidelijke toelichting van de voorwaarden waaronder melders beschermd worden bij het schenden van enige geheimhoudingsregel;
8° de contactgegevens van de dienst, vermeld in paragraaf 2;
9° de rechten van de betrokken persoon.
De website vermeldt dat melders bij voorkeur intern melden als de inbreuk doeltreffend intern kan worden behandeld en de melder van mening is dat er geen risico op represailles bestaat.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 2° tot en met 9°, en Audit Vlaanderen publiceren de informatie, vermeld in het eerste en het tweede lid, op hun website of verwijzen op hun website naar de webpagina op de centrale website van de Vlaamse overheid.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 10° tot en met 19°, publiceren de informatie, vermeld in het eerste en tweede lid, op hun website.
§ 2. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 1°, wijzen elk voor hun bevoegdheid de dienst aan die melders van inbreuken ondersteunt ten aanzien van de Vlaamse Ombudsdienst.
De Vlaamse administratie en de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.60/2, eerste lid, 10° tot en met 19°, wijzen elk voor hun bevoegdheid de dienst aan die melders van inbreuken ondersteunt ten aanzien van Audit Vlaanderen en de Vlaamse Ombudsdienst. De voormelde bevoegde dienst verstrekt volledige en onafhankelijke informatie en advies over de beschikbare remedies en procedures die bescherming bieden tegen represailles en over de rechten van de betrokken persoon. De informatie en adviezen zijn gemakkelijk en kosteloos toegankelijk.".
Art. 23. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/10 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/10. § 1. De meldingskanalen houden een register bij van de ontvangen meldingen.
§ 2. Audit Vlaanderen houdt al de volgende gegevens bij:
1° het aantal ontvangen meldingen;
2° het aantal onderzoeken en procedures die naar aanleiding van de meldingen zijn ingeleid en het resultaat ervan;
3° als dat wordt vastgesteld, de geschatte financiële schade en de bedragen die zijn teruggevorderd na onderzoeken en procedures over de gemelde inbreuken.
§ 3. Als de melder een melding richt aan een onbevoegd personeelslid of een onbevoegde overheidsinstantie, stuurt dat onbevoegde personeelslid of die onbevoegde overheidsinstantie de melding zo snel mogelijk op veilige wijze door naar het bevoegde personeelslid. Het onbevoegde personeelslid of de onbevoegde overheidsinstantie brengt de melder onmiddellijk op de hoogte van die doorzending.
Als de melder een systeem gebruikt dat niet voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel III.60/7, § 1, eerste lid, stuurt de ontvanger de melding zo snel mogelijk op een veilige wijze door naar het bevoegde personeelslid.
§ 4. De meldingskanalen mogen geen feiten bekendmaken die het economisch, financieel of commercieel belang van een overheidsinstantie kunnen schaden, tenzij dat noodzakelijk is voor de opvolging van de melding.".
Art. 24. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/11 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/11. § 1. Als die gegevens beschikbaar zijn, verwerken de meldingskanalen de volgende persoonsgegevens bij de behandeling en registratie van meldingen op grond van artikel 6, eerste lid, e), van de algemene verordening gegevensbescherming:
1° de naam van de melder;
2° de contactgegevens en de functie van de melder;
3° de naam van de facilitator of van derden die verbonden zijn met de melder en die het slachtoffer kunnen worden van represailles in een werkgerelateerde context;
4° de naam en de functie van de betrokken persoon en informatie over de inbreuken van de betrokken persoon;
5° de naam van de getuigen;
6° schriftelijke meldingen;
7° de stemopnames en het schriftelijke verslag van mondelinge meldingen, vermeld in artikel III.60/6, § 2 en § 3.
De meldingskanalen wissen onmiddellijk andere gegevens dan de gegevens, vermeld in het eerste lid, die niet relevant zijn om de melding te behandelen.
§ 2. De meldingskanalen maken de identiteit van de melder en alle informatie waarmee de identiteit van de melder direct of indirect achterhaald kan worden, niet bekend aan anderen dan de personeelsleden die bevoegd zijn om de melding te ontvangen en op te volgen, conform artikel III.60/8, tenzij in al de volgende gevallen:
1° de melder stemt daarmee in;
2° er is een noodzakelijke en evenredige wettelijke verplichting in het kader van een onderzoek door nationale autoriteiten of gerechtelijke procedures, om de rechten van verdediging van de betrokken persoon te waarborgen.
De meldingskanalen maken de identiteit van de betrokken persoon en alle informatie waarmee de identiteit van de betrokken persoon direct of indirect achterhaald kan worden, niet bekend aan anderen dan de personeelsleden die bevoegd zijn om de melding te behandelen, zolang onderzoeken naar aanleiding van de melding of openbaarmaking lopen.
§ 3. Vóór de meldingskanalen de identiteit van de melder of de betrokken persoon bekendmaken, brengen ze de melder, respectievelijk de betrokken persoon daarvan schriftelijk op de hoogte, samen met de redenen daarvoor, tenzij die informatie de onderzoeken of gerechtelijke procedures in gevaar brengt.
§ 4. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de algemene verordening gegevensbescherming kunnen de lijnmanager van de Vlaamse overheidsinstantie of het hoofd van het personeel van de lokale overheid, bij wie een melding is ingediend, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het negende lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een onderzoek, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van het onderzoek mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat de weigering of de beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. Verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat het onderzoek zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, brengt de betrokkene binnen dertig dagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening, opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op het verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
§ 5. De persoonsgegevens die verzameld worden, conform paragraaf 1, worden bewaard volgens de selectieregels, opgemaakt in uitvoering van artikel III.87.
§ 6. De meldingskanalen treden op als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, ieder in het kader van de meldingen die ze behandelen.".
Art. 25. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/12 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/12. § 1. Niemand binnen een overheidsinstantie mag in het kader van het werk de volgende maatregelen nemen, dreigen met de volgende maatregelen of pogen de volgende maatregelen te nemen, als vergelding voor een melding of openbaarmaking:
1° schorsing, ontslag of soortgelijke maatregelen;
2° degradatie of het onthouden van bevordering;
3° overdracht van taken, verandering van locatie van de arbeidsplaats of verandering van de werktijden;
4° het onthouden van opleiding;
5° een negatieve evaluatie of arbeidsreferentie;
6° het opleggen of toepassen van een disciplinaire maatregel, berisping of een andere sanctie, zoals een financiële sanctie;
7° dwang, intimidatie, pesterijen en uitsluiting;
8° niet-omzetting van een tijdelijk contract in een contract voor onbepaalde duur, als het personeelslid de gerechtvaardigde verwachting had dat hem een contract van onbepaalde duur zou worden aangeboden;
9° niet-verlenging of vroegtijdige beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst;
10° schade, met inbegrip van reputatieschade op sociale media of financieel nadeel, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;
11° opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor de hele overheidsinstantie, waardoor de melder geen baan meer kan vinden bij die overheidsinstantie;
12° vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;
13° intrekking van een licentie of vergunning, afgeleverd door een overheidsinstantie;
14° psychiatrische of medische verwijzingen;
15° elke andere directe of indirecte handeling of nalatigheid dan de handelingen, vermeld in punt 1° tot en met 14°, die tot een ongerechtvaardigde benadeling van de melder leidt of kan leiden.
De diensten en instellingen, vermeld in artikel III.60/2, 1°, en de Vlaamse Regering, elk binnen hun bevoegdheden, bepalen doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve of tuchtrechtelijke sancties voor iedereen die maatregelen als vermeld in het eerste lid neemt.
§ 2. Het verbod, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is van toepassing ten aanzien van melders indien:
1° de melders informatie meldden over een inbreuk, conform artikel III.60/3 en III.60/4, of informatie meldden over een inbreuk bij een instelling, orgaan of instantie van de Europese Unie;
2° de melders gegronde redenen hadden om te geloven dat de gemelde informatie op het moment van de melding juist was.
Het verbod, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is in de volgende gevallen van toepassing ten aanzien van melders als ze informatie over een inbreuk openbaar maken, waarvan ze gegronde redenen hadden om te geloven dat de gemelde informatie op het moment van de melding juist was:
1° ze hebben eerst intern en extern gemeld of ze hebben meteen extern gemeld conform artikel III.60/3 en III.60/4, en er zijn, conform artikel III.60/8, § 1 tot en met § 3, geen passende maatregelen genomen binnen drie maanden nadat het meldingskanaal in kwestie de melding heeft ontvangen;
2° ze menen dat een van de volgende situaties zich voordoet:
a) de inbreuk kan een dreigend of reëel gevaar vormen voor het algemene belang;
b) er bestaat naar aanleiding van een externe melding een risico op represailles of het is niet waarschijnlijk dat de inbreuk doeltreffend wordt behandeld door de bijzondere omstandigheden van de zaak.
§ 3. Het verbod, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, geldt niet alleen voor de melders, vermeld in paragraaf 2, maar ook voor de volgende personen:
1° personen die anoniem informatie over inbreuken hebben gemeld of openbaar hebben gemaakt, maar later geïdentificeerd zijn;
2° de facilitatoren en derden die verbonden zijn met de melders en juridische entiteiten, die eigendom zijn van de melders, voor wie de melders werken of met wie de melders in een andere werkgerelateerde context verbonden zijn.
§ 4. Bij gerechtelijke of administratiefrechtelijke procedures over maatregelen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, waarbij de melders aantonen dat ze een melding of openbaarmaking hebben gemaakt en met benadeling zijn geconfronteerd, wordt aangenomen dat de maatregel een vergelding was voor de melding of de openbaarmaking. In voormelde gevallen toont de persoon die de benadelende maatregel heeft genomen aan dat die maatregel naar behoren is gemotiveerd.
§ 5. De Vlaamse Regering bepaalt doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve of tuchtrechtelijke sancties voor de volgende personen:
1° personen die een melding belemmeren of proberen te belemmeren;
2° personen die de geheimhouding van de identiteit van melders schenden;
3° personen die bewust onjuiste informatie hebben gemeld of openbaar gemaakt.
§ 6. Melders zijn niet aansprakelijk voor:
1° de verwerving van de informatie die ze melden of openbaar maken, conform paragraaf 2, behalve als de verwerving of openbaarmaking een strafbaar feit was;
2° het melden of openbaar maken van de informatie, conform paragraaf 2, als zij redelijke gronden hadden om aan te nemen dat de melding of openbaarmaking van de informatie noodzakelijk was voor het onthullen van een inbreuk.".
Art. 26. Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en de decreten van 19 juni 2020, 2 april 2021 en 2 juli 2021, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel III.60/13 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. III.60/13. Een overeenkomst, de arbeidsvoorwaarden of het beleid kunnen geen bepalingen bevatten waarin afstand wordt gedaan van de rechten, vermeld in dit decreet. Bepalingen in die zin zijn nietig.".
Art. 27. In artikel III.115 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020, en het decreet van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zinsnede "de Vlaamse openbare instellingen van categorie A en de Eigen Vermogens met rechtspersoonlijkheid, die verbonden zijn aan de overheidsinstanties, vermeld in het eerste lid" vervangen door de zinsnede "de Vlaamse openbare instellingen, vermeld in artikel I.3, 4°, met uitzondering van de Eigen Vermogens";
2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 18 november 2022
De minister-president van de Vlaamse Regering,
J. JAMBON
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen,
B. SOMERS
_______
Nota
(1) Zitting 2022-2023
Documenten: - Ontwerp van decreet : 1374 - Nr. 1
- Amendementen : 1374 - Nr. 2
- Amendement : 1374 - Nr. 3
- Amendementen : 1374 - Nr. 4
- Verslag : 1374 - Nr. 5
- Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1374 - Nr. 6
Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 16 november 2022.