1. Goedkeuring notulen
  2. Beheersovereenkomst betreffende de integratie van gemeente en OCMW
  3. Wijziging van de personeelsformatie
  4. Wijziging van het organogram
  5. Compensatie van feestdagen die samenvallen met een zaterdag of zondag
  6. Verhoging tweede pensioenpijler
  7. Aanvullende belasting op de personenbelasting: aanslagjaren 2020-2025
  8. Gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing: aanslagjaren 2020 tot 2025
  9. Belastingreglement op wegwijzers 2020-2025
  10. Belastingreglement leegstandsregister woningen/gebouwen
  11. Budgetwijziging 2019 nr 2: goedkeuring
  12. Belastingreglement inzake de activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen
  13. Belastingreglement op de exploitatie van nachtwinkels
  14. Belastingreglement hinderlijke inrichtingen 2020 - 2025
  15. Retributiereglement op het opruimen van sluikstorten
  16. Belasting op de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen 2020 - 2025
  17. Retributiereglement met betrekking tot de aanrekening van een vergoeding bij de verwijdering van straat- of laanbomen op het gemeentelijk domein op vraag van natuurlijke personen en rechtspersonen 2020 - 2025.
  18. Retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein 2020 - 2022
  19. Belastingreglement op het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten
  20. Belastingreglement op het weghalen en bewaren van goederen
  21. Belastingreglement op het indienen of melden van omgevingsvergunningen en andere ruimtelijke attesten of vergunningen
  22. Belastingreglement op riool- en hemelwateraansluitingen
  23. Retributiereglement voor de uitvoering van werken en/of logistieke ondersteuning voor derden door de gemeente
  24. Belastingreglement verwaarloosde woningen/gebouwen
  25. Belastingreglement leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten
  26. Aankoop collecties bib 2020 en 2021 - Goedkeuring lastvoorwaarden en gunningswijze
  27. Voorlopige straatnamen
  28. Reglement opname leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten
  29. Reglement opname leegstandsregister woningen/gebouwen
  30. Reglement opname verwaarloosde woningen/gebouwen
  31. Reglement op de keuring van de privé-riolering en toezicht openbaar domein
  32. Verkoop deel perceel grond aan de Klepperstraat voor de plaatsing van een nieuwe elektriciteitscabine
  33. Verkavelingsvergunning 799: goedkeuring overeenkomst Borreweide en Steenhuffelstraat
  34. Onderhouds- en energieprestatiecontract voor de gemeentelijke gebouwen van Londerzeel en Meise - Verrekening hoogspanningscabine zwembad en aanpassingen bestrijding legionella
  35. Afbraakwerken site Sancta Maria - Goedkeuring aangepaste raming
  36. Restauratie van de beschermde St-Elooikapel - Goedkeuring lastvoorwaarden en gunningswijze
  37. Gemeentelijk Nood- en interventieplan - Verlenging contract Haviland - ondersteuning van de noodplanningscoördinator
  38. Gemeentelijk subsidiereglement voor lokale sportverenigingen
  39. Retributiereglement voor sportpromotionele evenementen
  40. Retributiereglement zwembad
  41. Retributiereglement bibliotheek
  42. Reglement gratis huisvuilzakken - subsidie voor herbruikbare luiers
  43. Toelage aan instellingen voor mensen met een beperking
  44. Belasting afleveren administratieve stukken burgerzaken 2020-2025
  45. Gemeentelijke retributie procedure voornaamswijziging
  46. Tariefreglement voor de grafconcessies
  47. Tariefreglement voor grafkelders en gedenkstenen
  48. Goedkeuring van het reglement klachtenbehandeling
  49. Rapportering klachten gemeente 2019
  50. Akademie voor Muzische Kunsten - Professionaliseringsbeleid - 2019-2020
  51. Akademie voor Muzische Kunsten - Licentieovereenkomst SEMU
  52. Werken aan fiets-/voetpad op de Kapellelaan
  53. Werken aan de Zijp in Wemmel
  54. Verkeerde plaatsing verkeersborden
  55. Snelheidscontroles centrum Rossem
  56. Staat voetbalveld 'Hoger Op Wolvertem-Merchtem'

Meise
Zitting van 16 dec 2019
Van 19.30 uur tot 21
Aanwezig:
Katrien Uyttersprot, voorzitter;
Gerda Van den Brande, burgemeester;
Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux en Thomas Goethals, schepenen;
Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende en Roel Baudewyns, raadsleden;
Caroline De Ridder, algemeen directeur.
Verontschuldigd:
Roger Heyvaert, Herwig Cornelis en Virginie De Klippel, raadsleden;
 

Goedkeuring notulen

BESLUIT

Artikel 1

De notulen van de gemeenteraad van 18 november 2019 worden goedgekeurd.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Beheersovereenkomst betreffende de integratie van gemeente en OCMW

MOTIVERING

Feiten en context

Sinds 1 januari 2019 zijn de bepalingen van het nieuwe Decreet Lokaal Bestuur in werking getreden, met nog ruimere mogelijkheden voor gemeente en OCMW om samen te werken op het vlak van personeel en organisatie.

Sedert 1 augustus 2018 werden de algemeen directeur en financieel directeur aangesteld voor gemeente en OCMW Meise.

Sedert 1 januari 2019 is een nieuw gezamenlijk managementteam samengesteld.

Sedert 1 januari 2019 is er een nieuw geïntegreerd organogram waarbij verschillende diensten werden geïntegreerd zoals personeelsdienst, ICT, secretariaat, communicatie, financiën.

Juridische gronden

Artikel 169 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017.

Advies/argumentatie

De gemeente en het OCMW zijn autonome besturen met specifieke opdrachten die zich tot de inwoners van Meise richten. Het zijn formeel afzonderlijke juridische entiteiten en rechtspersonen met eigen bevoegdheden, regelgeving en dienstverlening, en in principe een eigen organisatie en eigen personeel.  Vanuit een behoorlijk bestuur en optimalisatie van de personeelsinzet beogen de beide besturen een doorgedreven samenwerking en integratie op te zetten teneinde een afstemming op vlak van beleid, werking en organisatie te realiseren, zodanig dat op de meest effectieve en efficiënte wijze een kwaliteitsvolle dienstverlening kan aangeboden worden aan de interne en externe klant.

Het nieuwe Decreet Lokaal Bestuur voorziet dan ook dat op de ingeslagen weg verder moet worden gegaan, met een streven richting een maximale integratie van gemeente en OCMW en dit zowel op politiek als op ambtelijk vlak. Dit echter in eerste instantie met behoud van afzonderlijke identiteit en rechtspersoonlijkheid van gemeente en OCMW, met hun eigen politieke organen en personeel. Hierdoor zal de beheersovereenkomst ook na het Decreet Lokaal Bestuur een belangrijk instrument uitmaken om de gewenste samenwerking vorm te geven en mogelijk te maken.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

De beheersovereenkomst betreffende de integratie van gemeente en OCMW Meise goed te keuren.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Wijziging van de personeelsformatie

MOTIVERING

Feiten en context

Het is de intentie om jaarlijks de personeelsformatie te herzien. Volgende wijzigingen en aanpassingen aan de personeelsformatie worden voorgesteld:

         Er worden 2 VTE gemeenschapswachten op C1-C3 niveau toegevoegd.

         Het personeelskader voor toezicht wordt opgetrokken van 9,67 VTE naar 11,48 VTE. De buswachten zitten hierin vervat. Er wordt voor de toezichters (uitgezonderd buswachten) ook het niveau C1-C2 ingesteld op voorwaarde dat men het vereiste diploma kan voorleggen (na organisatie van examen).

         Voor de dienst ruimtelijke ordening wordt bijkomend 1 VTE administratief medewerker op C1-C3 niveau voorzien. Aan de dienst mobiliteit wordt eveneens 1 VTE administratief medewerker op C1-C3 niveau toegevoegd.
Deze twee functies zijn heden reeds tijdelijk ingevuld.

         De statutaire functie van systeembeheer op B1-B3 wordt uitdovend ingesteld en geblokkeerd voorzien op B4-B5 niveau.

         Er wordt 1 VTE werkleider op B1-B3 niveau voor de groendienst ingeschreven in het personeelskader. Er wordt 1 VTE ploegbaas groen geschrapt. Er wordt afgestapt van het principe van meewerkende ploegbaas. 1 VTE ploegbaas groen zal het ganse team op de werkvloer aansturen. Er worden 2 VTE technisch assistenten geschrapt aangezien het onderhoud van de kerkhoven zal worden uitbesteed. Er wordt 0,5 VTE technisch assistent van openbare werken uitdovend ingesteld en geblokkeerd voorzien als 0,5 VTE technisch assistent leefmilieu.

         De mobiliteitsambtenaar/noodplanningscoördinator wordt omgezet van A1a-A3a naar B4-B5. GIS-coördinatie wordt aan de functie toegevoegd.

         De Plantentuin doet gedurende twee dagen per week beroep op medewerkers van de gemeente voor het onthaal/beheer van de kassa. Er wordt 0,4 VTE administratief medewerker Plantentuin (Cv) ingeschreven.

         Bij technische dienst en dienst vrije tijd wordt de statutaire administratief medewerker omgezet in een contractuele functie.

         Aangezien de betrokken medewerker als deskundige overheidsopdrachten is aangesteld, wordt 0,89 VTE administratief medewerker bij de dienst financiën geschrapt.

         Aangezien de betrokken medewerker op pensioen is gesteld, wordt 1 VTE technisch beambte bij de dienst vrije tijd geschrapt. De medewerker van GC de Muze is ondertussen aangesteld via aanwervingsexamen.

         Aangezien de betrokken medewerker op pensioen is gesteld, wordt de statutaire functie van technisch assistent voor de technische dienst gesupprimeerd.

         Aangezien er een statutair technisch assistent die momenteel ressorteert onder de technische dienst wordt ingezet in gemeenschapscentrum De Muze, wordt deze functie geschrapt onder de technische dienst en verplaatst naar de dienst vrije tijd.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Gemeenteraadsbeslissingen van 8 mei 2018, 19 juni 2018 en 11 december 2018 - aanpassing van de personeelsformatie en het organogram.

Advies/argumentatie

De personeelsformatie werd aan het syndicaal onderhandelingscomité van 8 november 2019 en aan het managementteam van 15 oktober 2019  voorgelegd.

De gemeenteraad dient de personeelsformatie van de gemeente goed te keuren, deze is tevens de basis van het organogram.

Financiële gevolgen

De financieel directeur dient de financiële haalbaarheid aan te tonen.

BESLUIT

Artikel 1

De personeelsformatie van het gemeentepersoneel met ingang van 1 januari 2020 aan te passen als volgt:

Bestuursadministratie

Decretaal

•1 VTE algemeen directeur (decretale graad)

Statutair

•0,2 VTE juridisch expert (A10a)

•2,5 VTE administratief medewerkers (Cv)

Contractueel

2 VTE gemeenschapswachten - vaststellers (Cv)

◦Toevoeging

Burger en welzijn

Statutair

•0,8 VTE coördinator burger en welzijn (A10a)

•1 VTE bestuurssecretaris (Av)

•3 VTE administratief medewerkers (Cv)

Contractueel

•2,79 VTE administratief medewerkers (Cv)

Financiën

Decretaal

•1 VTE financieel directeur (decretale graad)

Statutair

•1 VTE boekhouder (Bv)

•1 VTE administratief medewerker (Cv)

•2 VTE administratief medewerkers (Cv) (uitdovend)

Contractueel

•1 VTE deskundige overheidsopdrachten (Cx)

•1 VTE administratief medewerker (Cv)

•0,89 VTE administratief medewerker (Cv) (uitdovend)

•0,5 VTE administratief medewerker (Cv) (geblokkeerd)

Vrije tijd

Statutair

•1 VTE bibliothecaris (Av)

•1 VTE assistent dienstleider (Bv)

•1 VTE jeugdconsulent (Bv)

•1 VTE sportfunctionaris (Bv)

2 1 VTE administratief medewerker (Cv)

•0,39 VTE medewerker bibliotheek (Cv) (uitdovend) 

•1 VTE theatertechnicus (Cv)

1 VTE technisch assistent (Dv)

Contractueel

•1 VTE diensthoofd vrije tijd (Av)

•2 VTE deskundige programmatie gemeenschapscentrum (Bv)

•1 VTE assistent dienstleider (Bv)

•1 VTE deskundige vrije tijd (Bv)

12 VTE administratief medewerkers (Cv)

•3,39 VTE medewerker bibliotheek (Cv)

◦0,5 VTE medewerker bibliotheek (geblokkeerd)

•1 VTE theatertechnicus (Cv)

•1 VTE ploegbaas zwembad (Dx)

•5 VTE redders (Dv)

•1 VTE technisch beambte (Ev) (uitdovend)

◦1 VTE medewerker/conciërge GC de Muze (Cv) (geblokkeerd)

•0,16 VTE conciërge sportschuur (Ev)

Ondersteunende diensten

Contractueel

•1 VTE beleidsmedewerker (Av)

ICT

Statutair

•1 VTE systeembeheerder (Bx) (geblokkeerd)

•1 VTE systeembeheerder (Bv) (uitdovend)

Contractueel

•1 VTE systeembeheerder (Bv)

•1 VTE technisch medewerker ICT (Cv)

Communicatie en onthaal

Contractueel

•1 VTE communicatieverantwoordelijke (Bv)

•1,5 VTE baliemedewerkers (Cv waarvan 1 VTE uitdovend)

◦0,5 VTE baliemedewerker Cv (geblokkeerd)

Personeel en onderwijs

Statutair

•1 VTE bestuurssecretaris (Av)

•3 VTE administratief medewerkers onderwijs (Cv waarvan 1 VTE uitdovend)

•1 VTE administratief medewerker (Cv) (uitdovend)

Niet-gesubsidieerd onderwijzend personeel

•0,84 VTE initiatie Akademie voor Muzische Kunsten (weddeschaal gesubsidieerd onderwijzend personeel)

•0,37 VTE administratief medewerker Akademie voor Muzische Kunsten (weddeschaal gesubsidieerd onderwijzend personeel)

Economaat

Statutair

•1 VTE bode (Ev) (uitdovend)

Contractueel

•0,79 VTE bode (Cv)

Archief

Contractueel

•1 VTE administratief medewerker archief (Cv)

Logistiek

Statutair

•0,5 VTE coördinator (Cv)

Contractueel

•1 VTE verantwoordelijke poetsdienst (Dx)

•1 VTE verantwoordelijke toezicht kinderopvang (Dx)

9,67 11,48 VTE toezicht (Dv/C1-C2)

◦2 ,30 VTE toezicht/buswacht (Dv)

◦1,58 VTE toezicht Klim-op (Dv/C1-C2)

◦2,65 VTE toezicht GBS Rode (Dv/C1-C2)

◦2,83 VTE toezicht de Leertuin (Dv/C1-C2)

◦2,12 VTE toezicht de Fusieschool (Dv/C1-C2) (waarvan 1 VTE uitdovend)

•0,74 VTE hulpkok (Dv) (uitdovend)

•36,7 VTE poetsman/poetsvrouw (Ev)

•4 VTE buschauffeurs (Dv)

0,4 VTE administratief medewerker Plantentuin (Cv)

Grondgebiedszaken

Statutair

•0,8 VTE coördinator grondgebiedszaken (A10a)

Leefmilieu

Statutair

•1 VTE milieuambtenaar (Av)

•1 VTE duurzaamheidsambtenaar (Bv)

•1 VTE administratief medewerker (Cv)

•3 VTE technisch assistenten (Dv)

•1 VTE technisch assistent (Dv) (uitdovend)

Contractueel

1 VTE werkleider (Bv)

•0,66 VTE groenambtenaar (Bv)

2 1 VTE ploegbaas groen (Dx)

1311 VTE technisch assistenten (Dv)

•0,5 VTE technisch assistent (Dv) (geblokkeerd)

•2 VTE technisch beambten (Ev)

Ruimtelijke ordening

Statutair

•2 VTE stedenbouwkundigen (Av)

Contractueel

•2 VTE beleidsmedewerker ruimtelijke ordening ( Bv)

12 VTE administratief medewerker (Cv)

Technische dienst

Statutair

•2 VTE ingenieurs (Av)

2 1 VTE administratief medewerker (Cv)

•1 VTE ploegbaas openbare werken (Dx) (uitdovend)

1614 VTE technisch assistenten (Dv)

•1 VTE administratief assistent (Dv) (uitdovend)

Contractueel

•2 VTE technisch deskundige (Bv)

•1 VTE werkleider (Bv)

12 VTE administratief medewerkers (Cv)

•1 VTE ploegbaas gebouwen (Dx)

•1 VTE ploegbaas magazijn-uitleendienst (Dx)

•1 VTE ploegbaas openbare werken) (Dx)

13,8413,5 VTE technisch assistenten (Dv)

0,5 VTE technisch assistent (Dv) (uitdovend)

Mobiliteit

Contractueel

0,75 0,8 VTE mobiliteitsambtenaar (Av) (Bx)

1 VTE administratief medewerker (Cv)

Noodplanning/GIS-coördinatie

Contractueel

0,25 0,2 VTE GIS-coördinator/noodplanningscoördinator (Av) (Bx)

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Wijziging van het organogram

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad van 11 december 2018 keurde het geïntegreerd organogram voor het gemeentepersoneel en OCMW-personeel goed. Het nieuwe organogram is in voege sinds 1 januari 2019. Het organogram is gebaseerd op de personeelsformatie van de gemeente en het OCMW. Omwille dat in deze laatste enkele wijzigingen en aanpassingen worden voorgesteld, dient ook het organogram hierop afgestemd te worden.

In het organogram worden ook de hiërarchische lijnen weergegeven.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Gemeenteraadsbeslissingen van 8 mei 2018, 19 juni 2018 en 11 december 2018 - aanpassing van de personeelsformatie en het organogram.

Advies/argumentatie

Om het beste uit onze organisatie naar boven te halen, een optimale, efficiënte, resultaatsgerichte en klantvriendelijke (samen)werking te voorzien, zijn aanpassingen, verplaatsingen en toevoegingen noodzakelijk.

De personeelsformatie werd aan het syndicaal onderhandelingscomité van 8 november 2019 en aan het managementteam van 15 oktober 2019 voorgelegd.

De gemeenteraad dient het organogram van de gemeente goed te keuren.

Financiële gevolgen

De financieel directeur dient de financiële haalbaarheid aan te tonen.

BESLUIT

Artikel 1

Het organogram van het gemeentepersoneel en OCMW-personeel, zoals toegevoegd in bijlage, wordt met ingang van 1 januari 2020 aangepast.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Compensatie van feestdagen die samenvallen met een zaterdag of zondag

MOTIVERING

Feiten en context

In 2020 vallen 5 feestdagen op een zaterdag of een zondag:

- zaterdag 11 juli 2020

- zaterdag 15 augustus 2020

- zondag 1 november 2020

- zondag 15 november 2020

- zaterdag 26 december 2020.

De gemeenteraad bepaalt jaarlijks op welke wijze feestdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag gecompenseerd worden.

Er zijn twee mogelijkheden:

- het vaststellen van vervangende feestdagen,

- het verlenen van het recht aan het personeelslid om deze dagen op te nemen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof.

Juridische gronden

Rechtspositieregeling: titel VIII: Verloven en afwezigheden, hoofdstuk III: de feestdagen.

Advies/argumentatie

Het is aangewezen om deze dagen op te nemen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks verlof.
Deze beslissing werd voorgelegd aan het syndicaal onderhandelingscomité van 2 december 2019.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

Aan alle personeelsleden van de gemeente Meise het recht te verlenen om de vijf feestdagen die in 2020 op een zaterdag of een zondag vallen, namelijk zaterdag 11 juli 2020, zaterdag 15 augustus 2020, zondag 1 november 2020, zondag 15 november 2020 en zaterdag 26 december 2020, op te nemen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks verlof.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Verhoging tweede pensioenpijler

MOTIVERING

Feiten en context

De responsabiliseringsbijdrage is de aanvullende werkgeversbijdrage die een bestuur moet betalen als de pensioenlasten van dat bestuur van een bepaald jaar groter zijn dan de basispensioenbijdrage die het bestuur voor dat jaar betaalt. Het saldo wordt vermenigvuldigd met een responsabiliseringscoëfficiënt die tot nu toe 50% bedraagt en wordt bijkomend aan het bestuur gefactureerd.

Volgens de wet van 30 maart 2018 (zie referenties hieronder) kunnen lokale besturen in België een korting op hun responsabiliseringsbijdrage krijgen wanneer ze een tweede pensioenpijler aan al hun contractueel personeel toekennen die aan de wettelijke voorwaarden voldoet. Daartoe voorziet de wet van 30 maart 2018 in een mogelijke korting op de responsabiliseringsbijdrage, voor zover het bestuur een “voldoende” hoge tweede pensioenpijler toekent.

Maar deze incentive heeft ook een keerzijde: besturen riskeren een verhoging van hun responsabiliseringsbijdrage wanneer er geen tweede pensioenpijler is of wanneer die niet aan de wettelijke vereisten beantwoordt.

Tot op heden werd voor de gemeente een tweede pensioenpijler van 1,5% voorzien voor het contractueel personeel.

Juridische gronden

Wet van 30 maart 2018 met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als nietvastbenoemd personeelslid voor een pensioen van de overheidssector, tot wijziging van de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale overheden binnen het Gesolidariseerde pensioenfonds, tot aanpassing van de reglementering inzake aanvullende pensioenen, tot wijziging van de modaliteiten van de financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen en tot bijkomende financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen;

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur,  inzonderheid de artikelen 40 en 41;

De Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;

Het sectoraal akkoord 2008-2013 voor het personeel van de lokale en provinciale besturen, afgesloten in het Vlaamse onderhandelingscomité C1 van 19 november 2008;

Het kaderreglement tweede pensioenpijler contractanten en het model van raadsbesluit die werden goedgekeurd in het Vlaamse onderhandelingscomité C1 van 9 december 2009 (zoals van toepassing vanaf 1 januari 2019);

Het besluit van de gemeenteraad van 28 januari 2010 betreffende de intentieverklaring om een aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden in te voeren;

Het besluit van de gemeenteraad van 17december 2013 betreffende het addendum tweede pensioenpijler: verhoging bijdragen voor contractuele medewerkers.

Advies/argumentatie

De financiële incentive houdt een korting op de responsabiliseringsbijdrage in voor besturen die een aanvullend pensioen toekennen. Om de korting voor het jaar 2020 te krijgen moet een bestuur in 2020 een aanvullend pensioen toekennen met een minimumpercentage van 2% en moet de overheidswerkgever dit aan alle contractanten toekennen. Om de korting voor het jaar 2021 te krijgen moet een bestuur in 2021 een aanvullend pensioen toekennen met een minimumpercentage van 3% en moet de overheidswerkgever dit aan alle contractanten toekennen. 

Voldoet het bestuur aan de wettelijke voorwaarden dan komt het bestuur in aanmerking voor een korting op zijn responsabiliseringsbijdrage met betrekking tot de jaren 2020 en 2021. De korting bedraagt ten hoogste de helft van de bijdrage voor het aanvullend pensioen - inclusief de erop verschuldigde werkgeversbijdrage.

Maar er is een belangrijke keerzijde aan deze korting: ze wordt namelijk niet gefinancierd door extra middelen vanuit de Schatkist, maar door de lokale besturen zelf, namelijk zij die geen korting op de responsabiliseringsbijdrage genieten omdat ze geen of een onvoldoende hoge bijdrage voor hun tweede pensioenpijler betalen. Het gaat dus om een herverdeling tussen de lokale besturen.

De korting op of verhoging van de responsabiliseringsbijdrage zal toegerekend worden op de responsabiliseringsbijdrage met betrekking tot de jaren 2020 en 2021.

Besturen die een responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 2020 en 2021 zullen moeten dragen en geen verhoging willen riskeren, moeten in 2020 en 2021 voor alle contractanten in dienst een tweede pijler, met opgelegd minimumpercentage van 2% in 2020 en 3% in 2021, toekennen. Jobstudenten en tijdelijk onderwijzend personeel vallen niet onder het toepassingsgebied.

Het voorstel werd tevens voorgelegd aan de representatieve vakorganisaties in het bijzonder comité van 2 december 2019.

Het is bovendien ongerechtvaardigd en onbillijk dat de contractuele personeelsleden een opmerkelijk lager pensioen hebben dan de statutaire personeelsleden voor hetzelfde werk.

Financiële gevolgen

De budgetten zullen worden voorzien in het meerjarenplan 2020-2025. De financieel directeur dient visum te verlenen.

Uit financiële overwegingen is het aangeraden om de tweede pensioenpijler te verhogen naar de oplegde minimum percentages.

BESLUIT

Artikel 1

De gemeenteraad verhoogt zijn aanvullend pensioenstelsel voor zijn contractuele personeelsleden vanaf 1 januari 2020 met uitzondering van de jobstudenten en het tijdelijk onderwijzend personeel.

Artikel 2

De gemeenteraad verhoogt zijn aanvullend pensioenstelsel voor zijn contractuele personeelsleden vanaf 1 januari 2021 met uitzondering van de jobstudenten en het tijdelijk onderwijzend personeel.

Artikel 3

De gemeenteraad gaat akkoord met het kaderreglement tweede pensioenpijler contractanten van 9 december 2009 (en zoals van toepassing vanaf 1 januari 2019), dat in bijlage wordt toegevoegd.

Artikel 4

De gemeenteraad is de inrichter van het aanvullend pensioenstelsel voor zijn contractuele personeelsleden.

Artikel 5

De pensioentoelage bedraagt 2% van het pensioengevend jaarloon vanaf 1 januari 2020.

Artikel 6

De pensioentoelage bedraagt 3% van het pensioengevend jaarloon vanaf 1 januari 2021.

Artikel 7

De gemeenteraad stelt het pensioenreglement, met name dit gemeenteraadsbesluit en het kaderreglement tweede pensioenpijler contractanten (bijlage), ter beschikking van zijn contractuele personeelsleden.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Aanvullende belasting op de personenbelasting: aanslagjaren 2020-2025

MOTIVERING

Feiten en context

De aanvullende belasting op de personenbelasting voor de aanslagjaren 2016-2019 werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 15 december 2015. De belasting werd vastgesteld op 8,2%. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement goedgekeurd te worden voor de aanslagjaren 2020-2025. De gemeenteraad is bevoegd om dit reglement goed te keuren.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 40§3;

Het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, artikelen 464 tot en met 470/2;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Gezien de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen;

Advies/argumentatie

Gunstig advies.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 9.700.000€ en moet worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025.

BESLUIT

Artikel 1

Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.

Artikel 2

De belasting wordt voor de aanslagjaren 2020 en 2021 vastgesteld op 8,2% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar.

De belasting wordt voor het aanslagjaar 2022 vastgesteld op 8,1% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar.

De belasting wordt voor het aanslagjaar 2023 vastgesteld op 8,0% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar.

De belasting wordt voor de aanslagjaren 2024 en 2025 vastgesteld op 7,9% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar.

Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.

Artikel 3

De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

Artikel 4

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286§1,1° van het decreet lokaal bestuur en wordt overgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet en aan de FOD Financiën overeenkomstig de Omzendbrief KB/ABB 2019/2.

Met 21 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 1 onthouding (Jorn Lathouwers)

 

top

Gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing: aanslagjaren 2020 tot 2025

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing voor de aanslagjaren 2018-2020 werden goedgekeurd door de gemeenteraad van 18 december 2017. De opcentiemen bedragen 755,67. Voor de nieuwe legislatuur is het wenselijk dat de opcentiemen worden goedgekeurd voor de aanslagjaren 2020 tot 2025. De gemeenteraad is bevoegd om deze opcentiemen vast te stellen.

Juridische gronden

Artikel 170§4, van de Grondwet;

Artikel 464/1, 1°, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992;

Artikel 2.1.4.0.2 en artikel 3.1.0.0.4 van het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit;

Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 40§3, artikel 41, 14° en artikel 41, derde en vierde lid;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

Advies/argumentatie

Er wordt voorgesteld het aantal opcentiemen af te ronden op 755. Dit genereert een jaarlijkse minderopbrengst van +-6.000€.

Gunstig advies.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 6.750.000€ en moet worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025.

BESLUIT

Artikel 1

Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 worden ten bate van de gemeente 755 opcentiemen geheven op de onroerende voorheffing.

Artikel 2

De vestiging en de inning van de gemeentebelasting gebeuren door toedoen van de Vlaamse Belastingdienst.

Artikel 3

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt overgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet en aan VLABEL overeenkomstig de Omzendbrief KB/ABB 2019/2.

Met 21 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 1 onthouding (Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement op wegwijzers 2020-2025

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 10 september 2013 het belastingreglement op wegwijzers goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet lokaal bestuur artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht moet houden.

Advies/argumentatie

Door de instelling van de belasting, wil de gemeente aansturen op een spaarzaam gebruik van wegwijzers. Dit moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit op het grondgebied van de gemeente, evenals tot het behoud van de efficiëntie van wegwijzers op zich. Door de geografische ligging van de gemeente en de hoge concentratie aan commerciële functies, dreigt immers een verzadiging van het aantal wegwijzers.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 7.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 73426000.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de wegwijzers geplaatst op de openbare weg of zichtbaar vanaf de openbare weg, op initiatief van een nijverheids- of handelsbedrijf.

Artikel 2

De belasting is verschuldigd door de persoon of zakelijk gerechtigde op wiens initiatief de wegwijzer werd geplaatst. De belasting wordt niet pro-rata berekend. De belasting is ondeelbaar en voor het hele jaar verschuldigd, welke ook de datum is waarop de dienstverlening aanvangt of eindigt. Toestand 1 januari van het belastingjaar.

Artikel 3

De belasting is niet verschuldigd voor de wegwijzer geplaatst op het terrein zelf van het bedrijf of van de instelling.

Artikel 4

De jaarlijkse belasting wordt vastgesteld op 1 januari van het aanslagjaar en bedraagt per wegwijzer 100 euro.

Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

Artikel 5

De belastingplichtige is verplicht jaarlijks bij het gemeentebestuur aangifte te doen van de op zijn verzoek geplaatste wegwijzers op een door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld formulier dat voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen is gehouden uiterlijk op 15 januari van het jaar volgend op het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

Artikel 6

Bij gebreke van een aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van een berekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

Artikel 7

Het college van burgemeester en schepenen kan een vrijstelling van deze belasting verlenen aan:

         scholen, sociale en gemeentelijke instellingen.

         private en publiekrechtelijke rechtspersonen, die omwille van een beslissing van een overheid, genoodzaakt zijn om (bijkomende) bewegwijzering te plaatsen. Deze rechtspersonen kunnen maximaal voor 5 bijkomende wegwijzers een vrijstelling bekomen.

Hiervoor dient de belastingplichtige een schriftelijk verzoek aan het college van burgemeester en schepenen te richten.

Artikel 8

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 9

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 10

De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het College van Burgemeester en Schepenen, t.a.v. de dienst Financiën.

Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.

De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

Artikel 11

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 12

Onderhavig reglement treedt in werking op 1 januari 2020.
Het belastingreglement van 10 september 2013 wordt opgeheven van zodra onderhavig belastingreglement in werking is getreden.

Artikel 13

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 16 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 6 onthoudingen (Paul Aerts, Jo Van Den Brande, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement leegstandsregister woningen/gebouwen

MOTIVERING

Feiten en context

Op basis van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond- en Pandenbeleid kunnen gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen bijhouden.

Gelet op de noodzaak tot aanpassing van het bestaande reglement van 10 maart 2015.

Juridische gronden

Artikels 41, 162 en 170 § 4 van de Grondwet;

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, met latere wijzigingen, en meer specifiek de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de  invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

Het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6., en latere wijzigingen;

Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;

Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2016 houdende subsidiering van (intergemeentelijke) projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, dat gemeenten oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te nemen in een register conform artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid;

Het besluit van de gemeenteraad van 13 september 2016 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid en om het projectvoorstel waarin de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister inbegrepen in het door het IGS van Regionaal Woonbeleid Noordwest- Brabant goed te keuren;

Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;

De omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Advies/argumentatie

De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden omdat leegstaande woningen en gebouwen leidt tot verloedering. De praktijk leert dat langdurige leegstand van panden leidt tot verwaarlozing en verkrotting. Leegstandsbestrijding is een middel om erger te voorkomen.

Een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld.

De strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.

De vrijstellingen van registratie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen, sluiten het best aan bij de noden en het beleid van de gemeente.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 70.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 73740000.

BESLUIT

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

De definities uit artikel 1.2. van het decreet Grond- en Pandenbeleid en artikel 2, § 1 van de Vlaamse Wooncode zijn van toepassing. Leegstaande gebouwen en leegstaande woningen zijn gebouwen en woningen zoals omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.

Voor toepassing van dit gemeentelijk reglement voor de opmaak van het leegstandsregister wordt verstaan onder:

1° Administratie: de financiële dienst, belast met de inkohiering van de gemeentelijke belastingen.

2° Administratieve akte: deze genummerde akte bestaat uit een fotodossier, een beschrijvend verslag met vermelding van de elementen die de leegstand staven en als besluit de beslissing tot opname in het leegstandsregister;

3° Beschrijvend verslag:dit werkinstrument wordt gebruikt ter voorbereiding van de administratieve akte en laat de administratie toe ter plekke vaststellingen te noteren en deze eventueel later aan te vullen met gewijzigde informatie alsook met bezwaren van de zakelijk gerechtigde;

4° Gebouw:elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

5° Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande:

Eengezinswoning: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden.

Appartement/studio: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich meerdere woningen bevinden.

Kamer of studentenkamer:een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.

6° Leegstaande woning: woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie, hetzij elke andere bij gemeentelijke verordening omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt.

7° Leegstaand gebouw: gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.

De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het persoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit  een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

8° Leegstand bij nieuwbouw: een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als een leegstaand gebouw of een leegstaande woning beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie.

9° Zakelijk gerechtigde: de houder of medehouder van één van de volgende zakelijke rechten: de volle eigendom, het recht van opstal of van erfpacht; het vruchtgebruik.

10° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijze.

een aangetekend schrijven/een (elektronisch) aangetekende zending; een afgifte tegen ontvangstbewijs, elke andere door de administratie toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.

11° Beroepsinstantie: het college van burgemeester en schepenen.

12° Leegstandsregister: het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in artikel 2.2.6, § 1 van het grond- en pandendecreet van 27 maart 2009.

13° Opnamedatum: de datum waarop het gebouw of de woning in het leegstandsregister wordt opgenomen.

14° Verjaardag:het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.

 

 

Artikel 2. Belasting op leegstaande woningen en gebouwen

§ 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister. De definities van woning, gebouw, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1.

§ 2. De belastingen voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblijk dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.

Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijkt de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

 

Artikel 3. Belastingplichtige

§ 1. De belasting is voor het eerst verschuldigd door de zakelijk gerechtigde van het leegstaande gebouw of de leegstaande woning vanaf het ogenblik dat  die woning of dat gebouw gedurende 12 opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.  Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van 12 maanden verstrijkt.

Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.

§ 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars een deel van de belasting verschuldigd, elk naar rata van hun aandeel.

§ 3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de overdrager of zijn instrumenterende ambtenaar (notaris) de verkrijger van het zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.

De overdrager of zijn instrumenterende ambtenaar (notaris) stelt de administratie, via een (digitale) beveiligde zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs, binnen twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuwe zakelijk gerechtigde.

§ 4. Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van § 1, als belastingplichtige beschouwd voor de volgende belastingen die na de overdracht van het zakelijk recht worden gevestigd.

 

Artikel 4. Tarief van de belasting

§ 1. Het bedrag van de eerste gemeentelijke leegstandsbelasting bedraagt.

1.1.500,00 euro voor leegstaand gebouw;

2.Voor een leegstaande woning:

a)1.500,00 euro voor een eengezinswoning;

b)100,00 euro voor een kamer of studentenkamer;

c)500,00 euro voor een appartement/studio.

§ 2. Het bedrag van de belasting wordt vermenigvuldigd met het aantal volle ononderbroken jaren dat het gebouw of de woning in het leegstandsregister staat, rekening houdend met een maximum van 5 jaar, waarbij de eerste belasting als beginpunt van de belastinghistoriek wordt beschouwd.

 

Artikel 5. Vrijstellingen van de belasting

§ 1. Een vrijstelling van de belasting dient jaarlijks aangevraagd te worden via (digitale) beveiligde zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling als vermeld in § 3, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.

De administratie onderzoekt de aanvraag tot vrijstelling en legt deze voor aan het college van burgemeester en schepenen.

Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over de aanvraag tot vrijstelling en betekent haar beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na de betekening van de aanvraag.

Een vrijstelling aangevraagd en bekomen door één van de mede-eigenaars geldt automatisch voor alle andere mede-eigenaars van de woning of het gebouw. Enkel de indiener van de vrijstelling zal door de administratie op de hoogte gebracht worden van de beslissing van de administratie. De aanvrager van de vrijstelling stelt de mede-eigenaar op de hoogte van de vrijstelling.

§ 2. Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na de betekening van het schrijven, vermeld in § 1, kan de zakelijk gerechtigde, bij de rechtbank van eerste aanleg beroep aantekenen tegen de beslissing tot de weigering van vrijstelling (artikel 569, eerste lid Gerechtelijk Wetboek; artikel 10 decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen).

§ 3. Van de leegstandsbelasting zijn vrijgesteld:

Persoonsgebonden vrijstellingen (gaan niet over op nieuwe zakelijke gerechtigden in geval van overdracht)

1)De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft. De vrijstelling geldt voor de duur van het verblijf met een maximum van 5 belastbare termijnen. Een attest van verblijf in de ouderenvoorziening moet worden voorgelegd.

2)De belastingplichtige die voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische – of andere instelling. Deze vrijstelling gelet voor de duur van het verblijf met een maximum van 3 belastbare termijnen. Een attest van verblijf in de instelling moet worden voorgelegd.

3)De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. De vrijstelling geldt voor de duur van het verblijf met een maximum van 3 belastbare termijnen. Een afschrift van de gerechtelijke beslissing moet worden voorgelegd;

4)De belastingplichtige van de woning waarvoor volgens de bepalingen van het gemeentelijk belastingreglement op tweede verblijven belasting betaald wordt. Onder tweede verblijf wordt verstaan elke woongelegenheid waarvan diegene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid op 1 januari van het dienstjaar niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans.

5)De belastingplichtige die sinds minder dan 1 jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw/woning is één belastbare termijn vrijgesteld van leegstandsbelasting. De vrijstelling begint te lopen bij aanvang van de belastbare termijn waarin de aanvrager zijn zakelijk recht verkregen heeft.
Deze vrijstelling geldt niet voor:
1) overdracht aan een vennootschap die door de overdrager rechtstreeks of onrechtstreeks gecontroleerd wordt;
2) de overdracht die het gevolg is van een fusie, splitsing of andere overgang ten algemene titel.

6) Wanneer de belastingplichtige deel uitmaakt van een openstaande nalatenschap met betrekking tot de woning/gebouw. De vrijstelling geldt voor een maximale duur van drie jaar.

Gebouw- of woning gebonden vrijstellingen (gaan over op nieuwe zakelijke gerechtigden in geval van overdracht)

Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:

1)Gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid voorlopig of definitief goedgekeurd onteigeningsplan. Deze vrijstelling kan jaarlijks worden aangevraagd zolang het onteigeningsplan niet opgeheven is;

2)Geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;

3)Krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;

4)Deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap;

5)Vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, bv. brand, gasontploffing, blikseminslag, …; met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;

6)Onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure of omwille van een gerechtelijk vonnis of een overheidsbeslissing onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige, met dien verstande dat deze vrijstelling geldt slechts gedurende een periode van maximum 2 jaar volgend op het aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik. De nodige bewijsstukken van de gerechtelijke procedure moeten hierbij voorgelegd worden en de belastingplichtige moet spontaan de administratie op de hoogte houden over het verloop van de procedure.

7)Gerenoveerd wordt. Een woning of gebouw wordt gerenoveerd als:

a)Het gaat om handelingen, die stedenbouwkundig gezien vergunningsplichtig zijn, een niet-vervallen omgevingsvergunning kan worden voorgelegd. De vrijstelling geldt voor een termijn van maximum 5 jaar volgend na datum verlening van de omgevingsvergunning

b)Het gaat om niet vergunningsplichtige handelingen, een renovatienota wordt voorgelegd. De vrijstelling geldt voor een termijn van maximum 2  jaar en kan maar eenmalig aan dezelfde houder van het zakelijk recht worden toegekend.

De renovatienota moet gedetailleerd, gedateerd en ondertekend zijn. Deze moet door de                                           administratie  goedgekeurd zijn en minstens volgende elementen omvatten:

-een overzicht van de voorgenomen werken die stedenbouwkundig niet vergunningsplichtig zijn;

-een gedetailleerd tijdschema waaruit blijkt dat binnen een periode van maximaal 24 maanden de woning/gebouw gerenoveerd wordt;

-bestekken of facturen ten bedrage van minimaal 10.000 euro. Deze facturen en bestekken mogen niet ouder zijn dan 1 jaar;

-schetsen en foto’s van de te renoveren vertrekken;

-indien van toepassing, het akkoord van alle mede-eigenaars.

 

8) Panden in beheer van sociale verhuurkantoren, sociale huisvestingsmaatschappijen, OCMW’s, gemeenten en de privé-sector die volgens het sociaal huurbesluit ter beschikking zijn gesteld van woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden. De vrijstelling geldt voor een termijn van maximum 5 jaar.

Indien de belastingplichtige de leegstand laat aanhouden omwille van een vreemde oorzaak die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, wordt mogelijks eveneens een vrijstelling verleend.

Als er een vrijstelling wordt verleend, dan is de belastingplichtige vrijgesteld van belasting voor de toegekende periode.

Vrijstellingen van de leegstandsbelasting die toegekend zijn op basis van het reglement van 10 maart 2015 blijven met hun oorspronkelijke begin- en einddatum gelden bij de toepassing van dit reglement.

Artikel 6. Inkohiering

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.

Artikel 7. Betalingstermijn

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 8. Bezwaar

De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het College van Burgemeester en Schepenen, t.a.v. de dienst Financiën.

Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.

De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

 

Artikel 9

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de heffingen), hoofdstukken 1,3,4,6 tot en met 9 bis, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing, voor zover deze niet specifiek de heffingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 10: Inwerkingtreding

Onderhavig belastingreglement treedt in werking op 1 januari 2020.

Het gemeentelijk belastingreglement van 10 maart 2015 wordt opgeheven van zodra onderhavig reglement in werking is getreden.

 

Artikel 11

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 13 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 9 onthoudingen (Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Budgetwijziging 2019 nr 2: goedkeuring

MOTIVERING

Feiten en context

In het ontwerp van de budgetwijziging nr. 2 van 2019 worden een aantal noodzakelijke wijzigingen doorgevoerd in functie van het afsluiten van het meerjarenplan 2014 - 2019 en de opmaak van het nieuwe meerjarenplan 2020-2025. Dit omvat in hoofdzaak het aanpassen van het investeringsbudget waarbij een aantal investeringen in 2019 (gedeeltelijk) worden geschrapt en zo nodig hernomen worden in het nieuwe meerjarenplan. Door de overgang naar BBC 2020 is het overdragen van de investeringskredieten niet mogelijk.

Mede door de aanpassingen in het investeringsbudget zijn er voor het dienstjaar 2019 geen nieuwe op te nemen leningen meer noodzakelijk.

De budgetwijziging nr 2 van 2019 moet worden goedgekeurd door de gemeenteraad.

Juridische gronden

De omzendbrief omtrent de strategische meerjarenplanning en budgettering volgens de beleids- en beheerscyclus.

Het decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, inzonderheid artikelen 285,§1, 1°, artikel 286, §1 en artikel 330.

Advies/argumentatie

Het resultaat op kasbasis is positief.

De autofinancieringsmarge is positief in 2019.

Gunstig advies.

Financiële gevolgen

Budgetwijziging 2019 nr 2:

• Het resultaat op kasbasis 2019 verlaagt van 186.171€ naar 136.865€.

• De autofinancieringsmarge 2019 stijgt van 172.537€ naar 630.917€.

• De op te nemen leningen 2019 dalen van 3.900.000€ naar 0€.

BESLUIT

Artikel 1

De gemeenteraad keurt de budgetwijziging 2019 nr 2 goed.

Artikel 2

Deze beslissing overeenkomstig artikelen 285, 286 en 330 van het decreet Lokaal Bestuur bekend te maken en over te maken aan de toezichthoudende overheid.

Met 13 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 9 onthoudingen (Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement inzake de activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 12 november 2013 het belastingreglement goed inzake de activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen (ROP) voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019.

Voor de nieuwe legislatuur moet voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een nieuw reglement worden goedgekeurd.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4.

Het decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, met latere wijzigingen, hierna Vlaamse Wooncode genoemd.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, artikel 40§3.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012.

Het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, hierna afgekort als DGPD, in het bijzonder artikel 3.2.5.§1 waarin vermeld staat dat de gemeenten potentiële woonlocaties vrij moeten maken en grondspeculaties tegengaan

De Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, afgekort als VCRO.

Het is wenselijk om realiseerbare onbebouwde gronden en onbebouwde kavels te activeren in de gemeente.

De invoering van een activeringsheffing laat de gemeente toe om de eigenaars van de gronden en kavels daartoe aan te sporen.

De gemeente moet haar budget in evenwicht houden.

Advies/argumentatie

Om de activering van de onbebouwde gronden en onbebouwde kavels beter te stimuleren, wordt het huidig belastingsreglement inzake de activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels, die zijn opgenomen in het ROP, herbekeken.

Uit de toepassing van het huidig reglement is gebleken dat er veel vrijstellingen worden toegekend, waardoor er geen stimulatie wordt opgewekt bij de eigenaars van de onbebouwde gronden en kavels. Aangezien het huidig reglement te ingewikkeld is, sluipen ook veel fouten in de praktische toepassing van het reglement en de verwerking van de aangifteformulieren, zoals de verschillen in het aantal percelen versus het aantal mede-eigenaars, waardoor de bedragen/het eindresultaat vaak verschillen voor een eenzelfde onbebouwd perceel/kavel.

Bijvoorbeeld:
Twee eigenaars van 1 perceel, zouden elk voor 1/2 moeten belast worden op hun 1ste perceel. Wanneer er 1 persoon in het bezit is van een tweede perceel met een grotere straatbreedte komt het eindbedrag niet meer overeen, eigenlijk betaalt de persoon met 2 percelen meer voor dat ene perceel.
persoon 1
20m x 15 (1ste perceel) = 300 euro : 2 (helft eigenaar) = 150 euro belasten

persoon 2
20m x 17 (2de perceel) = 340 euro : 2 (helft eigenaar) = 170 euro belasten (= 20 euro te veel)!!

10m x 15 (1ste perceel) = 150 euro met min. van 200 euro = belasten voor 200 euro

De waarde van onroerende goederen (bebouwd of onbebouwd) neemt jaarlijks toe. Bijgevolg is het wenselijk om ook de activeringsheffing te koppelen aan de ABEX-index (De ABEX -index analyseert de kostprijs voor de bouw van gebouwen en privé-woningen en volgt bijgevolg de marktevolutie op basis van materiaalprijzen en loonkost).

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 80.547,07€ en moet worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 73710000 Niet bebouwde gronden.

BESLUIT

Artikel 1: Definities

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

1)      Bouwgronden:
gronden, met uitsluiting van kavels, die palen aan een voldoende uitgeruste weg in de zin van artikel 4.3.5 Vlaamse codex ruimtelijke ordening en gelegen zijn in een woongebied of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor verbouwing in aanmerking komt blijkens een principiële beslissing of op grond van artikel 5.6.6 Vlaamse codex ruimtelijke ordening.

2)      Kavels:
de in een verkavelingsvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende percelen.

3)      Onbebouwd:
beantwoordend aan de criteria voor opname in het register van onbebouwde percelen, gesteld bij en krachtens artikel 5.6.1 Vlaamse codex ruimtelijke ordening.
Een kavel of bouwgrond wordt als bebouwd aanzien wanneer de oprichting van een woning erop is aangevat op 1 januari van het aanslagjaar, overeenkomstig een stedenbouwkundige vergunning.

4)      Perceel:
wordt in dit reglement zowel onbebouwde kavel als onbebouwde grond mee bedoeld.

5)      Register van onbebouwde percelen:
het ROP register, vermeld in artikel 5.6.1 Vlaamse codex ruimtelijke ordening.

6)      Collectieve voorzieningen:
voorzieningen die door de overheid zijn geregeld en iedereen ten goede komen.  Zijn goederen die door de overheid worden betaald en onderhouden, maar waar de burger gratis gebruik van mag maken.

Artikel 2: Belastbare grondslag

Volgens het huidig reglement wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen.

Artikel 3: Belastingplichtige

§1De activeringsheffing is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van de bouwgrond of kavel.

Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de activeringsheffing verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal of erfpacht op 1 januari van het aanslagjaar.

Wanneer de erfpachter of de opstalhouder niet gekend is door de gemeente zal de eigenaar belast worden. Het is aan de eigenaar, opstalhouder of erfpachter om de correcte gegevens door te geven aan de bevoegde diensten.

§2Zo er meerdere belastingsplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde activeringsheffing.

§3In geval van eigendomsoverdracht onder levenden is de nieuwe eigenaar de belasting verschuldigd met ingang van 1 januari volgend op de datum van de authentieke akte die hem het eigendom toekent.
Er zal geen rekening gehouden worden met de tussen partijen gesloten overeenkomst.

§4Zowel de nieuwe als de laatst gekende eigenaar is verplicht aangifte te doen van de eigendomsoverdracht voor 1 januari van het jaar volgend op de eigendomsoverdracht, en dit met opgave van:

         de datum van de akte;

         de identiteit van de vorige eigenaar en nieuwe eigenaar;

         het betrokken perceel.

Bij gebrek aan aangifte binnen de vastgestelde termijn van 30 dagen na verzending van de aangifte, of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige zal de gemeente de laatst gekende gegevens bij de dienst ruimtelijke ordening gebruiken om te belasten.

Artikel 4: Berekening van de belasting

         Het bedrag van de belasting voor elk onbebouwd perceel wordt als volgt vastgesteld:

- 15,00 euro per lopende meter voor de eerste 10 lopende meters;

- 25,00 euro voor de resterende lopende meters van hetzelfde perceel;

- de minimumaanslag voor elk perceel bedraagt 200,00 euro.

         Indien een onbebouwde bouwgrond of kavel paalt aan twee of meer straten zal de grootste perceellengte langsheen één van die straten als berekeningsgrondslag in aanmerking komen.

         Indien het een hoekperceel betreft, wordt de langste perceellengte evenwijdig met de openbare weg in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek.

         De belastbare lengte wordt steeds in volle meter uitgedrukt. Elk gedeelte van een strekkende meter wordt als volledige meter beschouwd.

         Bij meerdere percelen zal de vrijstelling starten bij het kleinste perceel/kavel.

Bepaling voor de daaropvolgende jaren:

De in dit artikel vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van december 2019. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat. De geïndexeerde prijs per lopende meter wordt steeds afgerond naar het hogere decimaal. (bvb.: 15,02€/lm wordt 15,10€/lm).

Artikel 5: Vrijstellingen:

§1 Enkel de vrijstellingen en ontheffingen opgenomen in dit artikel zijn van toepassing in de gemeente. Artikel 3.2.6 van het Decreet grond- en pandenbeleid laat gemeenten hierin vrij.

§2 Van de activeringsheffing zijn vrijgesteld:

           Gemeentebestuur Meise en OCMW Meise.

           De eigenaars van een enkele onbebouwde bouwgrond in woongebied of onbebouwde kavel, bij uitsluiting van enig ander onroerend goed gelegen in België of het buitenland.  Het bewijs van enige eigendom afgeleverd door de registratie dient hiertoe voorgelegd te worden.

           Een vrijstelling beperkt tot 1 onbebouwde bouwgrond in woongebied of 1 onbebouwde kavel per kind ten laste wordt tevens toegekend aan de ouders.
Het bewijs van kinderbijslag door het kinderbijslagfonds dient hiertoe voorgelegd te worden.

           Een vrijstelling wordt verleend aan de houders (= oorspronkelijke verkavelaar) van een in laatste administratieve aanleg verleende verkavelingsvergunning en dit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg, vanaf de datum van de verkavelingsvergunning.

Indien sommige mede-eigenaars, krachtens de bovenstaande bepalingen zijn vrijgesteld, wordt de belasting onder de overige mede-eigenaars, in verhouding tot hun deel in het perceel, verrekend.

§3De activeringsheffing wordt niet geheven op bouwgronden en kavels die tijdens het aanslagjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd ingevolge:

         hun inrichting als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden;

         een bouwverbod of enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut, die woningbouw onmogelijk maakt;

         een vreemde oorzaak die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgrond of kavel, of hun ligging, vorm of fysieke toestand.

Artikel 6: Aangifteplicht

De belastingplichtige moet uiterlijk 30 dagen na het versturen van het aangifteformulier door de gemeente, het formulier ingevuld en ondertekend terugzenden.

Wanneer het aangifteformulier na deze termijn wordt verzonden of binnengebracht wordt op het gemeentebestuur, zal voor dit aanslagjaar bij de inkohiering geen rekening gehouden worden met dit aangifteformulier.

Artikel 7: Inkohiering

De activeringsheffing wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.

Artikel 8: Betaling van de heffing

De activeringsheffing moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 9: Bezwaar en beroep tegen de aanslag

§1De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het College van Burgemeester en Schepenen.

Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de 3de werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Van het bezwaarschrift wordt binnen 15 dagen na de indiening ervan een ontvangstmelding afgegeven door een bevoegd personeelslid.

§2Het beroepsschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Artikel 10:

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 11: Inwerkingtreding

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement inzake de activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 12 november 2013.

Dit reglement treedt in werking op 01/01/2020. 

Artikel 12: Bekendmaking

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 13 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 9 onthoudingen (Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement op de exploitatie van nachtwinkels

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 16 november 2016 het belastingreglement op de exploitatie van nachtwinkels, private bureaus voor telecommunicatie (phoneshops) goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

De wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening;

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Advies/argumentatie

Overwegende dat de belasting verantwoord is enerzijds door de overlast voor omwonenden die veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van nachtwinkels en anderzijds door de kosten die gemaakt worden inzake toezicht door politie teneinde alert te zijn voor mogelijke verstoringen van de openbare veiligheid en rust.

Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen van al wie, al dan niet gevraagd, beroep doet op de dienstverlening van de gemeente;

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 3.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 73408000 Nachtwinkels en phoneshops.

BESLUIT

Artikel 1 Heffingstermijn belastbaar feit

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een openingsbelasting en een jaarlijkse belasting geheven op nachtwinkels gelegen op het grondgebied van Meise.

Artikel 2 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van het reglement moet er onder “nachtwinkel” verstaan worden: elke winkel die uitsluitend in algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen handelt en tussen 18.00 uur 's avonds en 1.00 uur 's morgens open is, zoals bedoeld in de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening en ongeacht of alle verplichtingen en beperkingen voortvloeiend uit die wet door de nachtwinkel gerespecteerd zijn.

Artikel 3 Belastingplichtige

De belasting is solidair en ondeelbaar verschuldigd door de eigenaar van de handelszaak, de uitbater ervan en de eigenaar van het pand waar de economische activiteiten gehouden worden.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag en tarief

§1 De aanslagvoet van de éénmalige openingsbelasting is vastgesteld op 6000,00 EUR. De belasting is verschuldigd voor iedere nieuwe opening van een handelsactiviteit. Iedere wijziging van uitbater of uitbatingsvorm wordt gelijkgesteld met een nieuwe opening.

§2 Inrichtingen welke onder toepassing van dit reglement vallen en die hun activiteit gestart zijn voor de goedkeuring van dit reglement zijn vrijgesteld van de openingsbelasting.

§3 De aanslagvoet van de jaarlijkse belasting is vastgesteld op 1500,00 EUR. De jaarlijkse belasting is verschuldigd vanaf 1 januari volgend op het jaar van de inkohiering van de openingsbelasting of bij gebreke hiervan vanaf de inwerkingtreding van deze beslissing.

§4 De openingsbelasting en de jaarlijkse belasting zijn verschuldigd voor het gehele burgerlijke jaar, ongeacht de openingsdatum van de uitbating, de stopzetting van de activiteit of de verandering van uitbater of uitbatingsvorm in de loop van het aanslagjaar. Er wordt geen enkele korting verleend of proportionele teruggave gedaan van deze belastingen.

§5. De voormelde tarieven worden gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

Artikel 5 Aangifteplicht - verplichte meldingen

§1 De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 1 september van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

§2 Elke wijziging of stopzetting van een economische activiteit dient onder verantwoordelijkheid van de belastingplichtigen onmiddellijk en per aangetekend schrijven te worden medegedeeld aan het gemeentebestuur.

Artikel 6 Ambtshalve belasting

Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.

Artikel 7

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 8

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 9 Bezwaarschrift

De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend,  gemotiveerd en ondertekend zijn.
Het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

Artikel 10

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement inzake de exploitatie van nachtwinkels, private bureaus voor telecommunicatie (phoneshops), goedgekeurd door de gemeenteraad op 16 november 2016.

Dit belastingreglement treedt in werking op 1 januari 2020.

Artikel 12

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 16 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 6 stemmen tegen (Paul Aerts, Jo Van Den Brande, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement hinderlijke inrichtingen 2020 - 2025

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeente hanteert reeds vele jaren een gemeentebelasting op hinderlijke inrichtingen.

De eenmalige belasting naar aanleiding van de indiening van een dossier werd op verzoek van de Administratie Binnenlands Bestuur afgesplitst en opgenomen in het aparte belastingreglement voor de omgevingsvergunning.  Dit reglement omvat de jaarlijkse belasting op de exploitatie van een gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichting.

Juridische gronden

Artikel 170§4 van de Grondwet.

Het decreet lokaal bestuur, artikel 40 §3.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II).

De gemeenteraadsbeslissing van 14 maart 2017 houdende de goedkeuring van het belastingreglement op hinderlijke inrichtingen.

Advies/argumentatie

Binnen het jaar na de indiensttreding van een nieuwe bestuursmeerderheid, worden alle belastingreglementen vernieuwd.

Het belastingreglement hanteert dezelfde bedragen als het vorige reglement.

Het bedrag van de belasting is gerelateerd aan de mate waarin de inrichting geacht wordt gevaarlijk, ongezond of hinderlijk te zijn.

De belasting is gebaseerd op de indelingslijst als bijlage 1 bij Vlarem II.  Hierbij werd geopteerd om voor klasse 1- en klasse 2-rubrieken een belasting te innen per rubriek en voor klasse 3-inrichtingen een forfaitair bedrag.  Dankzij deze werkwijze worden grotere klasse 1- of 2-bedrijven hoger belast dan kleinere klasse 1- of 2-bedrijven.

Dit reglement integreert oudere belastingreglementen (belasting op schroot, belasting op motoren, belasting op brandstofverdeelinstallaties), welke aanleiding geven tot correctiefactoren op het basisbedrag en bijkomende bedragen.

Het gunstig advies van de milieuadviesraad van 2 oktober 2019.

De vrijstelling voor de landbouwgerelateerde rubrieken is ter bescherming van de landbouwsector en aldus ter vrijwaring van het landschapsbeeld van Meise.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 55.305,00€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 73401000 Exploitatie hinderlijke inrichtingen.

BESLUIT

Artikel 1 - Definities

Voor dit belastingreglement zijn de definities van toepassing zoals opgenomen in het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de exploitatie van de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en activiteiten, die opgenomen zijn in de lijst van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen, als bedoeld in bijlage 1 bij Vlarem II en die behoren tot de eerste, tweede en/of derde klasse.

Artikel 3 - Belastingplichtige

De jaarlijkse belasting als bedoeld in artikel 1 is verschuldigd door de exploitant, zijnde de houder van de vergunning op 1 januari van het aanslagjaar of die gehouden is tot het indienen of aanvragen van de omgevingsvergunning.  Ingeval van niet betaling door de exploitant, is de eigenaar op 1 januari hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

Artikel 4 – Jaarlijkse belasting op ingedeelde inrichtingen en activiteiten

§1 De jaarlijkse belasting op ingedeelde inrichtingen en activiteiten wordt als volgt vastgelegd:

A = B x C + D

Waarbij A = de jaarlijkse gemeentebelasting, B = het basisbedrag, C = de correctiefactoren (indien meerdere van toepassing zijn, gelden deze cumulatief) en D = bijkomende bedragen (indien meerdere van toepassing zijn, gelden deze cumulatief).

Onafgezien van onderstaande bepalingen is het minimumbedrag € 25.

§2 Het basisbedrag B wordt als volgt vastgelegd:

* per rubriek gerangschikt in de eerste klasse: € 500

* per rubriek gerangschikt in de tweede klasse: € 250

* indien gerangschikt in de derde klasse, ongeacht het aantal rubrieken in klasse 3: € 100.

§3 De correctiefactor C wordt als volgt vastgelegd:

* indien de inrichting behoort tot de landbouw- of tuinbouwsector (minstens één van volgende rubrieken: 9.x, 28.x en/of 43.1 of indien adequaat aangetoond en in zoverre niet vrijgesteld als bepaald in artikel 5): x 0,10 voor de som van de basisbedragen als bepaald in §2

* indien de inrichting gebruik maakt van motoren: x 1,50 voor de basisbedragen, als bepaald in §2, ingedeeld op basis van geïnstalleerde drijfkracht, met uitzondering van thermische.

§4 Het bijkomend bedrag D wordt als volgt vastgelegd:

* indien de inrichting betrekking heeft op installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen, ingedeeld in de tweede klasse en uitsluitend voor eigen voertuigen: € 300

* indien de inrichting betrekking heeft op installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen, ingedeeld in de tweede en niet uitsluitend voor eigen voertuigen: € 1.500

* indien opslag van schroot of afgedankte, geaccidenteerde en andere niet-rijklare voertuigen en voertuigwrakken ingedeeld in de derde klasse: € 150

* indien opslag van schroot of afgedankte, geaccidenteerde en andere niet-rijklare voertuigen en voertuigwrakken ingedeeld in de tweede klasse: € 300

* indien opslag van schroot of afgedankte, geaccidenteerde en andere niet-rijklare voertuigen en voertuigwrakken ingedeeld in de eerste klasse: € 600

* indien de inrichting ingedeeld is als een zogenaamde “kleine Seveso-inrichting”: € 5.000

* indien de inrichting ingedeeld is als een zogenaamde “grote Seveso-inrichting” en/of MER- of VR-plichtig is: € 8.000.

§5. Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

Artikel 5 - Vrijstellingen

Zijn vrijgesteld van de belastingen als bedoeld in artikel 4:

* een ingedeelde inrichting of activiteit die onlosmakelijk verbonden is met de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk voor bewoning wordt gebruikt

* een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een Beschuttende Werkplaats, een opvang- en verzorgingscentrum voor gekwetste, verdwaalde en verzwakte wilde dieren of een vogelopvangcentrum

* een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een openbare dienst of openbaar bestuur

* een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een belastingplichtige die op grond van een wet, decreet of besluit vrijgesteld is van gemeentebelastingen voor zover geen winstgevend doel wordt nagestreefd.

* een tijdelijke inrichting

* een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een autonoom gemeentebedrijf voor zover geen winstgevend doel wordt nagestreefd.

* een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een landbouwbedrijf, waarbij minstens dieren, groenten of fruit gekweekt worden, bedoeld voor menselijke consumptie (aan te tonen door de aanvrager).

Artikel 6 – Betalingswijze jaarlijkse belasting

De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.

De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden, uiterlijk op 31 maart van het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

Bij gebreke van een aangifte, laattijdige aangifte of onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast comform de procedure voorzien in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van beroep.

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 7 – Bezwaar en beroepschrift

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven binnen vijftien dagen na de indiening ervan. Het beroepschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.

Artikel 8 - Toepassingsbepalingen

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6  tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 9 - Inwerkingtreding

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement op hinderlijke inrichtingen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 14 maart 2017. Het reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 10 – Bekendmaking

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement op het opruimen van sluikstorten

MOTIVERING

Feiten en context

De beslissing van de gemeenteraad van 12 april 2016 waarin het aangepaste reglement op retributie op het opruimen van sluikstorten werd goedgekeurd. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw retributiereglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Het materialendecreet of decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, inzonderheid artikel 12.

Advies/argumentatie

Het achterlaten van sluikstorten kan geverbaliseerd worden op basis van artikel 12 van het materialendecreet of – voor zwerfvuil en kleinere sluikstorten – op basis van het gemeentelijk politiereglement.

Naast deze sanctionering, wordt de gemeente ook geconfronteerd met de kosten verbonden aan het opruimen van het achtergelaten sluikstort.

Het retributiereglement op het opruimen van sluikstorten rekent de kosten aan die het gemeentebestuur heeft voor het weghalen van sluikstorten.  De retributie bestaat uit 2 delen:

* enerzijds voor het opruimen (door de gemeente of door derden)

* anderzijds voor het afvoeren en verwerken (door de gemeente of door derden).

Het gunstig advies van de milieuadviesraad van 2 oktober 2019.

De gemeente moet haar budget in evenwicht houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 5000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 73328000 Sluikstorten.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt voor de dienstjaren 2020 tot en met 2025 een retributie gevestigd op het weghalen door het gemeentebestuur van afvalstoffen achtergelaten of beheerd in overtreding van artikel 12 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.

Onder sluikstorten dient tevens te worden verstaan het achterlaten van de voormelde afvalstoffen:

op niet-reglementaire plaatsen en / of

op niet-reglementaire tijdstippen en /of

in niet reglementaire recipiënten

Artikel 2

De retributie is verschuldigd door de natuurlijke of de rechtspersoon die de afvalstoffen achtergelaten heeft. Desgevallend is diegene die daartoe opdracht gaf en/of de eigenaar van de afvalstoffen hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de retributie.

Artikel 3

De retributie bestaat uit de volgende onderdelen en wordt als volgt bepaald:

1.Retributie op het opruimen van de achtergelaten huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen gelijkgesteld bedrijfsafval:

A) Opruimen door de gemeentelijke diensten:

verplaatsingskosten: 50 euro

loonkost werklieden: 50 euro /uur/persoon.

B) Opruimen door derden in opdracht van de gemeente:

verplaatsingskosten: 50 euro

de kosten aangerekend aan de gemeente met een minimum van: 180 euro

mogelijk verhoogd met loonkost gemeentewerklieden: 100 euro /uur/persoon.

2.Retributie op het afvoeren, de overslag, het verwerken en sorteren of verbranden van de achtergelaten huishoudelijke afvalstoffen en het met huishoudelijke afvalstoffen gelijkgesteld bedrijfsafval:

A)Uitvoering door de gemeentelijke diensten:

vervoerkosten naar de overslag-,stort of verbrandingsinstallatie:  150 euro

overslag-, verwerking-, stort of verbrandingskosten: 200 euro /ton afvalstoffen.

loonkosten werklieden tijdens het afvoeren van de achtergelaten afvalstoffen: 100 euro/uur/persoon.

B)Uitvoering door derden in opdracht van de gemeente:

verplaatsingskosten: 50 euro

de kosten aangerekend aan de gemeente met een minimum van 180 euro

mogelijk verhoogd met loonkost gemeentewerklieden: 100 euro /uur/persoon.

C) Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

Artikel 4

De retributie moet contant worden betaald, tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van contante betaling, wordt de retributie ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.

Artikel 5

Het retributiereglement vervangt het retributiereglement inzake het opruimen van sluikstorten, goedgekeurd door de gemeenteraad op 12 april 2016.

Het reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 6

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Belasting op de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen 2020 - 2025

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 17 december 2013 het belastingreglement op de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke stoffen goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Momenteel worden volgende tarieven gehanteerd:

Huisvuilzakken worden verkocht tegen volgende prijs: voor PMD- afval (plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons), in pakken van 10, tegen de prijs van 0,15 euro per zak met een inhoudsvermogen van 60 liter; voor GFT- afval (groente-, fruit- en tuinafval), in pakken van 10, tegen de prijs van 0,25 euro per zak met een inhoudsvermogen van 15 liter; en 1,20 euro per zak met een inhoudsvermogen van 60 liter; voor restafval, in pakken van 10, tegen de prijs van 0,90 euro per zak met een inhoudsvermogen van 30 liter; en 1,80 euro per zak met een inhoudsvermogen van 60 liter.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet lokaal bestuur, artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Artikel 10 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het zogenaamde Materialendecreet;

Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer materiaalkringlopen en afvalstoffen, het zogenaamde Vlarema, inzonderheid hoofdstuk 5;

De gemeenteraadsbeslissing van 26 november 2009 houdende vaststellen alternatieven voor haal- en brengmethode welke de gemeenteraadsbeslissing van 24 juni 2004 houdende aanpassing diftar op het containerpark wijzigt en de gemeenteraadsbeslissing van 20 december 2007 houdende aanpassing prijzen huisvuilzakken en diftartickets wordt vervangen door contantbelasting op de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen.

De gemeenteraadsbeslissing van 24 november 2011 houdende kredietverlaging groenafval op het recyclagepark.

Advies/argumentatie

De belasting op de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen wordt vastgesteld in overleg en op voorstel van afvalintercommunale Incovo.

De voorgestelde tarieven hanteren het principe “de vervuiler betaalt” en gelden voor alle gemeente-vennoten.

Het gunstig advies van de milieuadviesraad van 2 oktober 2019.

Het belastingreglement hanteert dezelfde tarieven als het reglement van 17 december 2013.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 3000 € en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 7000000 Opbrengsten uit prestaties.

BESLUIT

Artikel 1 Haalmethode (huis-aan-huisinzameling)

A. Huisvuil:

De ophaling van huisvuil gebeurt uitsluitend en verplicht in huisvuilzakken die het kenmerk van INCOVO dragen.

De distributie van de voorgeschreven huisvuilzakken gebeurt in samenwerking met INCOVO. Zij worden te koop aangeboden bij INCOVO en bij de handelsondernemingen aan het vastgesteld tarief.

De huisvuilzakken worden verkocht tegen volgende prijs:

voor PMD- afval (plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons), in pakken van 10, tegen de prijs van 0,15 euro per zak met een inhoudsvermogen van 60 liter;

voor GFT-afval (groente-, fruit- en tuinafval), in pakken van 10, tegen de prijs van 0,25 euro per zak met een inhoudsvermogen van  15 liter; en 1,20 euro per zak met een inhoudsvermogen van 60 liter;

voor restafval, in pakken van 10, tegen de prijs van 0,90 euro per zak met een inhoudsvermogen van 30 liter; en 1,80 euro per zak met een inhoudsvermogen van 60 liter.

B. Tuincontainer

Inwoners kunnen voor de ophaling van tuinafval beroep doen op tuincontainers die door Incovo worden ter beschikking gesteld.

Het ledigingstarief voor deze dienstverlening is als volgt:

Voor containers van 240 liter:

oLedigingsprijs voor de eerste container: 4.91 euro

oLedigingsprijs voor volgende containers op hetzelfde adres: 3.18 euro.

Voor containers van 360 liter:

oLedigingsprijs voor de eerste container: 5.54 euro

oLedigingsprijs voor volgende containers op hetzelfde adres: 3.57 euro

C. Groot huisvuil -  AEEA - snoeihout

De ophaling van groot huisvuil gebeurt in samenwerking met INCOVO op afroep, en tegen de prijs van 22,50 euro per begonnen m³.

Voor AEEA (elektrische apparatuur) geldt een vaste ophaalkost van 15 euro, ongeacht de aangeboden hoeveelheid.

Snoeihout wordt één keer in het voorjaar en één keer in het najaar gratis ingezameld tot een maximale hoeveelheid van 2 m³. Boven deze hoeveelheden geldt een tarief van 10 euro per m³.

De wijze van betaling gebeurt uitsluitend op de door INCOVO voorgeschreven wijze, door middel van een betaalbewijs of door betaling via Bancontact.

D. Platenzak voor gebonden asbesthoudend bouwmateriaal

De ophaling van de platenzak gebeurt in samenwerking met INCOVO op afroep en tegen een tarief van 30 euro per platenzak met afmetingen 3.10 -1.10 - 0.30 meter (voor ongeveer 50 m² golfplaat). Bij de platenzak worden ook veiligheidspak, handschoenen en een stofmasker bijgeleverd.

De platenzak kan worden aangekocht op de recyclageparken van INCOVO of op de hoofdzetel. De wijze van betaling gebeurt uitsluitend op de door INCOVO voorgeschreven wijze, door middel van een betaalbewijs of door betaling via Bancontact.

Artikel 2 Brengmethode (recyclagepark)

Het groot huisvuil, groenafval, houtafval, harde plastics, steenpuin alsook gemengd bouw- en sloopafval kunnen tegen betaling aangeboden worden op het recyclagepark in samenwerking met en volgens de voorschriften van INCOVO. De wijze van betaling geschiedt op de door INCOVO voorgeschreven wijze, door middel van afgifte van een betaalbewijs conform de regels van INCOVO of door elektronische betaling via Bancontact.

De basis van de tarifering wordt gevormd door de afmetingen van de laadruimte van het voertuig dat wordt gebruikt voor het aanbrengen van afval. Bij ontstentenis van een afgescheiden laadruimte worden de maximale afmetingen het afval in rekening gebracht.

Volgende categorieën worden onderscheiden:

Categorie 1: Laadruimte met maximale lengte van 1,5 meter.

Categorie 2: Laadruimte met maximale lengte tussen 1,5 en 2 meter.

Categorie 3: Laadruimte met maximale lengte groter dan 2 meter.

Volgende tarieven worden gehanteerd in euro:

 

cat 1

cat 2

cat 3

Groenafval

2,5

7,5

15

Hout, harde plastics, zuiver steenpuin

0

10

20

Gemengd bouw en sloop

7,5

20

40

Groot huisvuil

7,5

20

40

 

In afwijking van bovenstaande tarieven kan groot vuil wanneer aangevoerd in categorie 2 en 3 ook per stuk worden afgerekend à 7,5 euro per onderscheiden stuk. PMD dient ook op het recyclagepark verplicht te worden aangevoerd in de blauwe huisvuilzak van ophaling aan huis.

Artikel 3: Ondergrondse inzameling (uitsluitend voor de bewoners rondom afvalstraten)

Het bedrag van de contantbelasting voor de ondergrondse inzameling wordt als volgt vastgesteld:

Fractie Tarief

A) Restafval

Per dumping van restafval in de 30 liter trommel 0,90 euro

De contantbelasting vermeld, is verschuldigd door eenieder die gebruik maakt van de ondergrondse containers opgesteld met het oog op inzameling bij diens woning van restafval.

B) Gft

Per dumping van gft in de 15 liter trommel 0,25 euro

De contantbelasting vermeld, is verschuldigd door eenieder die gebruik maakt van de ondergrondse containers opgesteld met het oog op inzameling bij diens woning van gft.

De personen die gebruik maken van de bij hun woning horende ondergrondse containers voor inzameling van restafval en gft zijn de contantbelasting verschuldigd bij het openen van de trommel van de container door middel van de door INCOVO verstrekte badge. Via het klantenportaal van INCOVO kan een geldelijk tegoed worden opgeladen op de klantenrekening geassocieerd met de badge. Het correcte belastingbedrag wordt dan afgetrokken bij het openen van de trommel.

C) Verstrekken van een bijkomende badge of een nieuwe badge na verlies 5 euro

De contantbelasting vermeld, is verschuldigd door eenieder die bij herhaling voor hetzelfde adres een badge voor gebruik van de ondergrondse containers aanvraagt.

De personen die gebruik maken van de bij hun woning horende ondergrondse containers voor inzameling en hiervoor bij herhaling (tweede, derde, vierde …keer ) een toegangsbadge aanvragen zijn dit bedrag verschuldigd bij de aanvraag van de badge via het klantenportaal. Dit bedrag wordt voor verzending afgetrokken van het tegoed op de klantenrekening geassocieerd met de badge.

Artikel 4

Het intergemeentelijk samenwerkingsverband INCOVO wordt gemachtigd om de contantbelasting zoals vermeld te innen met ingang van 1.1.2014.

Artikel 5

Bij ontstentenis van betaling wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.

Artikel 6

De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze contantbelasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift dient, schriftelijk te worden ingediend en te worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening dient, op straffe van verval, te gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na indiening ervan.

Artikel 7

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Artikel 8

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement inzake de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke stoffen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 17 december 2013.

Het reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 9

Een afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan Incovo en Ovam.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement met betrekking tot de aanrekening van een vergoeding bij de verwijdering van straat- of laanbomen op het gemeentelijk domein op vraag van natuurlijke personen en rechtspersonen 2020 - 2025.

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 12 november 2013 het retributiereglement met betrekking tot de aanrekening van een vergoeding bij de verwijdering van straat- of laanbomen op het gemeentelijk domein op vraag van natuurlijke personen en rechtspersonen goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw retributiereglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Advies/argumentatie

Straat- of laanbomen dragen in belangrijke mate bij aan de creatievan een gezonde, aangename leefomgeving en de openbare groenvoorziening.

Bij het opstellen van plannen voor het bouwen van een nieuwe constructie/gebouw wordt noch door de architect, noch door de bouwheer voldoende rekening wordt gehouden met de locatie van bestaande straat/laanbomen op het openbaar domein van de gemeente ter hoogte van het (de) te bebouwen perce(e)l(en), niettegenstaande dit wel aangewezen is.

De gemeente wordt hierdoor soms geconfronteerd met verzoeken tot verwijdering van bestaande straat- / laanbomen op het gemeentelijk domein, die de vlotte toegang tot een nieuw te bouwen constructie of gebouw zouden belemmeren of zelfs na jaren als hinderlijk worden beschouwd voor bestaande constructies, gebouwen en opritten.

Het past om enerzijds de waardevermindering van het openbaar domein en anderzijds de kosten verbonden aan het verwijderen van de straatboom door te rekenen aan de aanvrager.

Het retributiereglement op het verwijderen van straat- of laanbomen voorziet dat het verwijderen op verzoek dient gecompenseerd / betaald te worden, waarbij het bedrag o.a. afhankelijk is van de boomwaarde en de eventuele passende compensatie.

De berekening van de boomwaarde volgt de uniforme methode voor de waardebepaling van straat-, laan- en parkbomen van de V.V.O.G..  De methode kan ook toegepast worden bij schade door een ongeval.

Het gunstig advies van de milieuadviesraad van 2 oktober 2019.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 1000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 70000000 Opbrengsten uit prestaties.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt een reglement goedgekeurd voor de dienstjaren 2020 tot en met 2025 waarbij een gemeentelijke retributie wordt toegepast voor de beschadiging of de verwijdering van straat- en laanbomen op het openbaar domein van de gemeente op verzoek van natuurlijke personen en rechtspersonen (publiek- of privaatrechtelijk) of naar aanleiding van een ongeval.

Artikel 2

§1 De kosten voor de verwijdering door of in opdracht van de gemeente van straat- en/of laanbomen op het openbaar domein van de gemeente op verzoek van natuurlijke personen en rechtspersonen, vallen volledig ten laste van de aanvrager.

De kosten zijn samengesteld uit de boomwaarde en een vaste forfaitaire vergoeding voor administratieve en loonkosten.

1) de boomwaarde:

De financiële waarde van een boom (boomwaarde W) wordt berekend volgens de uniforme methode voor waardebepaling van straat-, laan- en parkbomen behorend tot het openbaar domein, zoals uitgewerkt door de Vereniging voor Openbaar Groen V.V.O.G. welke raadpleegbaar is op hun website.

De boomwaarde W wordt berekend aan de hand van 6 factoren volgens de formule

W = B x S x St x C x P x M

De boomwaarde (W) bestaat uit de basiswaarde (B) vermenigvuldigd met coëfficiënten voor de soortwaarde (S), de standplaatswaarde (St), de conditiewaarde (C), de plantwijzewaarde (P) en de meerwaarde inzake ecologie en/of erfgoed (M).

Als eenheidsprijs voor de basiswaarde geldt deze zoals vermeld op de website van de V.V.O.G. (voor 2019: 5,84€/cm²).

2) een vaste forfaitaire vergoeding voor administratieve en loonkosten:

50 euro administratiekosten + 50 euro/u/personeelslid bij uitvoering door de gemeente

de kostprijs van de aannemer bij uitvoering in opdracht van de gemeente

30 euro administratiekost bij uitvoering door de aanvrager en mits goedkeuring door de gemeente.

§2 De kosten voor de verwijdering conform §1 blijven beperkt tot de vaste forfaitaire vergoeding indien de aanvrager zelf in een passende compensatie voorziet.

§3 Een compensatie wordt als passend beschouwd indien gelijktijdig aan volgende bepalingen wordt voldaan:

de heraanplant bestaat uit minstens één hoogstammige boom die in soortwaarde minstens gelijk is aan deze van de te vellen / verwijderen boom en een diameter heeft van 16-18 of een door de gemeente goedgekeurde diameter of het betreft de te verplaatsen boom mits de gezondheidstoestand na verplaatsing gewaarborgd blijft.

de heraanplant gebeurt op het openbaar domein in harmonie met de overige laanbomen, zo kort mogelijk aansluitend bij de vorige locatie of op de locatie die door de gemeente voorgesteld wordt en dit volgens de richtlijnen van de gemeente

of

uitzonderlijk de heraanplant of compensatie gebeurt op een locatie en een wijze in harmonie met de omgeving en volgens de richtlijnen van de gemeente (bvb in de private tuin, aanpalend aan de locatie van en in harmonie met de straatbomen).  Bij heraanplant kan een compensatie door meerdere hoogstammige bomen opgelegd worden.

de heraanplant gebeurt uiterlijk het volgende plantseizoen. Bij niet tijdige uitvoering geldt § 1 en dient het totale bedrag betaald te worden.

het college van burgemeester en schepenen stemt in met de voorgestelde compensatie.

§4 De kosten voor de verwijdering conform §1 blijven beperkt tot de vaste forfaitaire vergoeding indien het bouwperceel bouwrijp is, maar de locatie van de straatbomen een normale toegang tot het perceel verhindert.

§5 De kosten voor de verwijdering vallen ten laste van het gemeentebestuur in volgende gevallen:

de kapping is hoogdringend om veiligheidsredenen (hetgeen moet blijken uit een schriftelijk advies van de milieudienst).

de te vellen boom bevindt zich op minder dan 1 meter van bewoonde gebouwen of minder dan 0,5 meter van perceelseigendommen (de rooilijn).

de kapping is als dusdanig voorzien in de planning van de gemeente.

Artikel 3

De boomwaarde W wordt bij elk verzoek van een natuurlijke persoon of rechtspersoon tot verwijdering van een straat/laan boom door de milieuambtenaar en/of een personeelslid van de milieudienst of technische dienst berekend, conform de uniforme methode voor de waardebepaling van straat-, laan- en parkbomen behorend tot het openbaar domein van de gemeente.

Artikel 4

Bij de opmaak van een ontwerp van een nieuw te bouwen constructie of gebouw, dienen de bouwheer en de architect rekening te houden met de bestaande toestand van het te bebouwen terrein, het aangrenzende voetpad, de bestaande straat/laan bomen ter hoogte van het betrokken perceel, openbare verlichting, elektriciteitspalen e.d.

Artikel 5

Toegangen die ontworpen worden voor nieuw te bouwen constructies of gebouwen dienen aangepast te worden aan de bestaande toestand van het te bebouwen terrein, met dien verstande dat geen toegang wordt ontworpen op de plaats waar een bestaande straat/laan boom een belemmering kan vormen voor een vlotte toegang.

Artikel 6

De waardebepaling, zoals bedoeld in artikel 2 §1, wordt ook gebruikt bij het vaststellen van een eis tot schadevergoeding bij schade aan bomen. In overeenstemming met de uniforme methode wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen volledige vernieling van de boom en gedeeltelijke beschadiging.

Artikel 7

De retributie is verschuldigd door diegene die de uitvoering van de werken aanvraagt.

Artikel 8

De retributie moet betaald worden bij de beëindiging van de werken en vastgesteld door een besluit van het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 9

Bij gebreke aan betaling in der minne zal de retributie burgerrechtelijk ingevorderd worden.

 

Artikel 10

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Artikel 11

Het gemeentelijk retributiereglement goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 12 november 2013 met betrekking tot de toepassing van een retributie bij de verwijdering van straat- of laanbomen op het gemeentelijk domein op vraag van natuurlijke personen en rechtspersonen wordt opgeheven bij inwerkingtreding van dit reglement.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein 2020 - 2022

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 18 februari 2019 het retributiereglement met betrekking op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw retributiereglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020 voor een termijn eindigend op 31 december 2022.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Advies/argumentatie

Overwegende dat het in het gebruik nemen van het openbaar domein voor de gemeente bijkomende kosten met zich meebrengt op het vlak van veiligheid, onderhoud van het openbaar domein, afvalbeheersing, openbare netheid, verkeersveiligheid en infrastructuur.

Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen voor al wie, al dan niet gevraagd, beroep doet op de dienstverlening van de gemeente.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 51.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 70310000 Opbrengsten diverse diensten.

BESLUIT

Artikel 1 - Algemeen

Er wordt aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aangerekend op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met toepassing van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeente-wegen.

Permanente nutsvoorzieningen zijn:

- alle installaties (zoals kabels, leidingen, buizen,…), inclusief hun aanhorigheden (zoals kabel-,                             verdeel-, aansluit-, e.a. kasten , palen, masten, toezichts-, verbindings-, e.a. putten…) dienstig               voor het transport van elektriciteit, gas, gasachtige producten, stoom, drink-, hemel- en                                           afvalwater, warm water, brandstof,

-telecommunicatie,

-radiodistributie en kabeltelevisie,

-de transmissie van enigerlei data, ongeacht of een privé-gebruiker al dan niet op die                             installaties kan aangesloten worden,

-alle trein- en tramsporen die zich bevinden op de openbare weg worden eveneens aanzien                             als nutsvoorzieningen.

De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voorafgaand aan wegen- of rioleringswerken uitgevoerd door de gemeente of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de gemeente.

Onderhavig retributiereglement gaat in vanaf 1 januari 2020 voor een termijn eindigend op 31 december 2022.

Artikel 2  - Retributie naar aanleiding van sleufwerken

De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per lopende meter openliggende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt voor werken in rijwegen 2,14 euro/m², voor werken in voetpaden 1,64 euro/m² en voor werken in aardewegen 0,99 euro/m². Op deze basisbedragen wordt, in analogie met de niet-periodieke tarieven, een indexatie toegepast.

Een begonnen dag geldt voor een volledige dag.

Elk deel van een lopende meter wordt als een volledige lopende meter in rekening gebracht.

Artikel 3 - Retributie voor dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen, kleine onderhoudswerken en ter compensatie van diverse heffingen en belastingen

Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3 m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van 1,00 euro per op het grondgebied van de gemeente aanwezig aansluitingspunt.

Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de distributienetbeheerder als haar werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van 0,50 euro per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de gemeente.

Op deze basisbedragen wordt, in analogie met de niet-periodieke tarieven, een indexatie toegepast.

Deze retributies zijn verschuldigd vóór het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij vóór 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitingspunten op het grondgebied van de stad/gemeente.

Artikel 4 – Inning

De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen.

Artikel 5 - Inwerkingtreding

Het retributiereglement vervangt het retributiereglement inzake werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein, goedgekeurd door de gemeenteraad op 18 februari 2019.

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 6 – Definitief karakter

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Belastingreglement op het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 12 november 2013 het belastingreglement op het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet lokaal bestuur artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Advies/argumentatie

Overwegende dat het in het gebruik nemen van het openbaar domein voor de gemeente bijkomende kosten met zich meebrengt op het vlak van veiligheid, onderhoud van het openbaar domein, afvalbeheersing, openbare netheid, verkeersveiligheid en infrastructuur.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 15000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 73600000 Plaatsrechten markten.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een belasting geheven op de openbare markten en kermissen.

Artikel 2

De belasting is ten laste van de gebruiker en wordt vastgesteld als volgt: voor de marktkramers, houders van een abonnement van 6 maanden: 30 euro per lopende meter per standplaats per semester en 35 euro als vergoeding voor elektriciteitsverbruik per semester.

Voor de marktkramers zonder abonnement: 1,40 euro per lopende meter per standplaats met een minimum van 15 euro per standplaats, vergoeding voor elektriciteitsverbruik inbegrepen.

Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

Artikel 3

De opmeting der ingenomen oppervlakte geschiedt door de zorgen van het gemeentebestuur. De belasting moet als volgt betaald worden: voor de marktkramers, houders van een abonnement van 6 maanden: op voorhand per semester. Voor de marktkramers zonder abonnement: onmiddellijk bij de inname van de standplaats

Artikel 4

De belasting moet contant betaald worden tegen afgifte van een kwitantie. Bij gebrek aan contante betaling wordt de belasting van ambtswege ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.

Artikel 5

De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. De indiening van het bezwaarschrift moet op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning van de belasting of indien de belasting werd ingekohierd, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

Artikel 6

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 7

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement inzake het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten, goedgekeurd door de gemeenteraad op 12 november 2013.

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

 

 

Artikel 8

Het belastingsreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Belastingreglement op het weghalen en bewaren van goederen

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 12 november 2013 het belastingreglement op het weghalen en bewaren van goederen goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet lokaal bestuur artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Advies/argumentatie

Overwegende dat de gemeente, luidens artikel 5 van de Wet van 30 december 1975, de kosten die zij gemaakt heeft voor het weghalen en bewaren van de gevonden of op de openbare weg geplaatste goederen mag aanrekenen aan de eigenaar of zijn rechtverkrijgenden. De gemeente kan de teruggave van de goederen, met uitzondering van die waarvan sprake is in artikel 1408,§1, van het Gerechtelijk Wetboek, of de teruggave van de opbrengst van de verkoop daarvan, vóór het verstrijken van de in artikel 2 van de Wet gestelde termijnen, afhankelijk stellen van de voorafgaande betaling van die kosten.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 500€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 70310000 Opbrengsten diverse diensten.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op het weghalen en bewaren door de gemeentediensten van: goederen aan het bestuur afgegeven overeenkomstig artikel 1 van de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting, goederen bedoeld in artikel 2, 2de lid van dezelfde wet, van door de gemeentepolitie in beslag genomen voertuigen, van verkeersbelemmerende voertuigen, behalve wanneer de bestuurder afwezig is en het voertuig reglementair is geparkeerd.

Artikel 2

De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het goed of voertuig.

Artikel 3

De belasting wordt vastgesteld op 100 euro. Het bedrag van de belasting wordt vermeerderd met de kosten van ophaling als volgt berekend: ingeschakeld gemeentepersoneel : 50 euro /uur/man, administratiekosten: 30 euro.

Het bedrag van de belasting wordt verhoogd met de kosten van bewaring als volgt berekend: voor voertuigen: 3 euro/dag, voor goederen in openlucht: 0,30 euro/m²/dag, voor goederen in gesloten bouw: 0,60 euro/m³/dag.

Het bedrag van de belasting wordt verhoogd met de kosten voor het afvoeren en storten van niet- meegenomen goederen als volgt berekend: a) ingeschakeld gemeentepersoneel: 50 euro/uur/man en b) stortkosten: de aangerekende kosten aan de gemeente zullen doorgerekend worden aan de belastingplichtige.

Artikel 4

Het weghalen en bewaren van goederen waarvan sprake is in artikel 1408,§ 1, van het Gerechtelijk Wetboek, is vrijgesteld van de belasting.

Artikel 5

De belasting moet contant worden betaald bij de terugname van het goed of het voertuig tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van contante betaling wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.

Artikel 6

De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Het bezwaarschrift moet op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de inning van de belasting, of wanneer de belasting een kohierbelasting wordt binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag na datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

Artikel 7

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 8

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement inzake het weghalen en bewaren van goederen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 12 november 2013.

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 9

Het belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Belastingreglement op het indienen of melden van omgevingsvergunningen en andere ruimtelijke attesten of vergunningen

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 14 maart 2017 en gewijzigd op de gemeenteraad van 13 juni 2017 het belastingreglement op het indienen of melden van omgevingsvergunningen en andere ruimtelijke attesten of vergunningen goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet lokaal bestuur, artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 - afgekort de VCRO;

Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid - afgekort het DABM;

De bijlage 1 bij het Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van 1 juni 1995 (Vlarem 2);

Advies/argumentatie

Overwegende dat door het Decreet betreffende de omgevingsvergunning één enkele procedure is ingesteld wat betreft de vergunningsplicht of de meldingsplicht, voor zowel de stedenbouwkundige handelingen en de verkavelingen (bedoeld in de artikelen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.15 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening - VCRO) als voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste de tweede of de derde klasse (bedoeld in artikel 5.2.1 van het Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid - DABM);

Overwegende dat het artikel 5 van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning de projecten vermeldt die op grond van respectievelijk het Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), ofwel vergunningsplichtig ofwel meldingsplichtig zijn;

Overwegende dat het gerechtvaardigd voorkomt om in de vorm van een gemeentebelasting een bijdrage te vragen voor de gemeentelijke inzet van middelen bij de behandeling van vergunningsaanvragen en meldingen in het kader van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 175.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 73700000 Bouwen.

BESLUIT

Artikel 1 - Definities

Voor dit belastingreglement zijn de definities van toepassing zoals opgenomen in het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

 

Artikel 2 - Toepassingsgebied

Er wordt voor de dienstjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op het indienen of melden van omgevingsvergunningsprojecten of de aanvraag, de melding, het verzoek of de mededeling van andere ruimtelijke attesten of vergunningen.

 

Artikel 3 - Belastingplichtige

De belasting is verschuldigd door de aanvrager van de omgevingsvergunning, het attest of plan.

De belastingschuld ontstaat op het ogenblik dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning ontvankelijk wordt verklaard.

Ingeval van niet betaling door de aanvrager, wordt voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, de exploitant en bij gebreke hiervan en in alle andere gevallen, de eigenaar van het onroerend goed, hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van de belasting. Ingeval van onverdeeldheid zijn de onverdeelde eigenaars van het gebouw hoofdelijk en ondeelbaar aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

 

Artikel 4 – Belasting - verantwoording

De gemeentebelasting wordt geheven voor het opzoekingswerk, de publicatie, de kennisgeving, het samenstellen en het afleveren door het gemeentebestuur van de administratieve stukken.

 

Artikel 5 –Belastingtarieven

De belasting wordt als volgt vastgesteld:

A) voor omgevingsvergunningsprojecten voor stedenbouwkundige handelingen

Aard van het dossier

Kostprijs

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen volgens de gewone procedure

€120,00

€100,00 indien tevens dossier onder B)

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen volgens de vereenvoudigde procedure

€60,00

€50,00 indien tevens dossier onder B)

Meldingen van stedenbouwkundige handelingen

€30,00

€25,00 indien tevens dossier onder B)

 

 

B) voor omgevingsvergunningsprojecten voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen en activiteiten

Aard van het dossier

Klasse

Kostprijs

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie, voor het hernieuwen, voor het veranderen of het bijstellen van de vergunning volgens de gewone procedure

1, 2

€120,00

€100,00 indien tevens dossier onder A)

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie, voor het hernieuwen, voor het veranderen of het bijstellen van de vergunning volgens de vereenvoudigde procedure

1, 2

€60,00

€50,00 indien tevens dossier onder A)

Meldingen van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

3

€30,00

€25,00 indien tevens dossier onder A)

Meldingen van de verandering van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

3

€30,00

€25,00 indien tevens dossier onder A)

Meldingen van de overdracht van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

2, 3

€30,00

Meldingen van de stopzetting van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

2, 3

€0,00

 

C) voor omgevingsvergunningsprojecten voor kleinhandelsactiviteiten

Aard van het dossier

Kostprijs

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten volgens de gewone procedure

€120,00

€100,00 indien tevens dossier onder A) of B)

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor kleinhandelasctiviteiten volgens de vereenvoudigde procedure

€60,00

€50,00 indien tevens dossier onder A) of B)

 

D) voor omgevingsvergunningsprojecten voor het verkavelen van gronden

Aard van het dossier

Kostprijs

Omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden

€120,00 per kavel

Omgevingsvergunning voor het bijstellen of wijzigen van een verkaveling van gronden

€120,00 per te wijzigen kavel

 

E) voor andere aanvragen, meldingen, uittreksels, verzoeken

Aard van het dossier

Kostprijs

Aanvraag van een stedenbouwkundig attest

€30,00

Aanvraag van een stedenbouwkundig of planologisch uittreksel

€60,00

Verzaken van een verkaveling

€30,00

 

F) voor het indien in het omgevingsloket van analoog ingediende omgevingsprojecten

Aard van het dossier

Kostprijs

Indien melding of omgevingsvergunning als bedoeld onder A of B volgens vereenvoudigde procedure

€240,00

Indien omgevingsvergunning als bedoeld onder A of B volgens gewone procedure

€480,00

 

G) Supplementen in functie van aard en type

Aard van het dossier

Kostprijs

Indien milieueffectrapportage plichtig of veiligheidsrapportage plichtig

€300,00

 

H) Supplementen ten gevolge de organisatie van een openbaar onderzoek of adviesaanvraag

Aard van het dossier

Kostprijs

Indien openbaar onderzoek met publicatie in een dag- of weekblad

(op basis van factuur of facturen of verzending)

effectieve kosten voor publicatie

Indien openbaar onderzoek met individuele kennisgeving

(op basis van factuur of facturen of verzending)

effectieve kosten voor individuele kennisgeving

 

I) Supplementen in functie van het bouwvolume

Aard van het dossier

Kostprijs

indien aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor het bouwen, herbouwen en/of verbouwen

0,60 € /m³ met inbegrip van de bruikbare ondergrondse gedeelten doch met uitsluiting van de eigenlijke grondvesten

0,30 € /m³ voor de aanhorigheden zoals werkplaatsen, magazijnen, stallen, garages voor beroepsdoeleinden en dergelijke, alsmede voor fabrieken, werkhuizen, stapelplaatsen, serres en loodsen, op voorwaarde dat ze los van het hoofdgebouw worden opgetrokken.

Elk gedeelte van een kubieke meter wordt beschouwd als een gehele kubieke meter. Ingeval van verruiming van een gebouw zonder verbouwing van de bestaande constructies wordt enkel de belasting voor het nieuwe gedeelte aangerekend op voorwaarde dat de belasting reeds betaald is voor het bestaande gebouw.

 

 

De in dit artikel onder A tot en met I bedoelde bedragen gelden cumulatief indien van toepassing.

Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

 

Artikel 6 - Vrijstellingen

Zijn vrijgesteld van de belastingen als bedoeld in artikel 5 A-I:

* aanvragen, meldingen, verzoeken en uittreksels afkomstig van de staat, het gewest, de provincie, gemeenten en/of van andere openbare instellingen

* aanvragen, meldingen, verzoeken voor het bouwen van gebouwen door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende sociale huisvestingsmaatschappijen

* een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een Beschuttende Werkplaats, het opvangcentrum Levedale, een opvang- en verzorgingscentrum voor gekwetste, verdwaalde en verzwakte wilde dieren of een vogelopvangcentrum

* een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een belastingplichtige die op grond van een wet, decreet of besluit vrijgesteld is van gemeentebelastingen

* een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting of activiteit uitgebaat door een autonoom gemeentebedrijf.

Zijn vrijgesteld van de belastingen als bedoeld in artikel 5 A-F: een omgevingsvergunning waarbij de Vlaamse regering, de deputatie of de door hen aangestelde omgevingsambtenaar de vergunningverlenende overheid is.

 

Artikel 7 – Betalingswijze

De belasting als bedoeld in artikel 5 A-G moet contant worden betaald, binnen de 30 dagen na ontvankelijk- en volledigverklaring van het dossier met vermelding van het verschuldigde bedrag of na eenvoudig schriftelijk verzoek van de gemeente, al dan niet via overschrijvingsformulier.  De betaling kan tegen afgifte van een betalingsbewijs (via overschrijving).

De belasting als bedoeld in artikel 5 H moet pas betaald worden binnen de 30 dagen na ontvangst van een verzoek tot betaling, vergezeld van een kopie van de factuur voor de publicatie.

De belasting als bedoeld in artikel 5 I, alsmede wanneer de contante inning niet kan worden uitgevoerd, wordt ingekohierd.  Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

Het bedrag van de belasting als bedoeld in artikel 5 I wordt op verzoek teruggestort bij weigering van de omgevingsvergunning in laatste aanleg of aangepast indien het vergunde bouwvolume niet overeenstemt met het aangevraagde volume.

 

Artikel 8 – Bezwaar en beroepschrift

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.

Het bezwaarschrift moet, schriftelijk of elektronisch worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.

Het bezwaar kan via één van de volgende kanalen worden ingediend:

per e-mail aan belastingen@meise.be

per post aan college van burgemeester en schepenen, Tramlaan 8, 1861 Meise

door overhandiging aan de infobalie of de dienst financiën, Tramlaan 8, 1861 Meise

via andere elektronische weg indien het daartoe vereiste platform ter beschikking wordt gesteld door het gemeentebestuur.

De indiening moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de 3e werkdag volgend op de datum van de contante inning of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

Het beroepschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.

 

Artikel 9 - Toepassingsbepalingen

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 10 - Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Aanvragen welke zijn ingediend vóór de inwerkingtreding, of aanvragen welke lopende zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding, worden verder afgehandeld overeenkomstig de respectievelijke reglementen, als bedoeld in artikel 13.

 

Artikel 11 - Opheffingsbepalingen

Dit belastingsreglement heft, bij inwerkingtreding, volgende belastingsreglementen op:

* het belastingsreglement op het indienen of melden van omgevingsvergunningen en andere ruimtelijke attesten of vergunningen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 14 maart 2017, zoals gewijzigd op 13 juni 2017 alsmede de belastingsreglementen welke door dit reglement werden opgeheven.

 

Artikel 12 – Bekendmaking

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 13 -  Bekendmaking

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 13 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 9 onthoudingen (Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement op riool- en hemelwateraansluitingen

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 10 mei 2016 het belastingreglement op riool -en hemelwateraansluitingen goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw belastingreglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

Juridische gronden

De Grondwet, artikel 170§4;

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en later wijzigingen, inzonderheid artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Gelet op de milieuwetgeving inzake afvalwatersanering;

Advies/argumentatie

Positief advies.

Overwegende dat inwoners van de gemeente verplicht zijn aan te sluiten op de openbare riolering of individuele systemen voor de behandeling van afvalwater;

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 80.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 73301000 Op rioolnet aangesloten en aansluitbare gebouwen.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt een belasting geheven op de aansluiting op het openbaar riolerings- en grachtenstelsel voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025.

Artikel 2

De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die de aanvraag doet, tenzij deze beschikt over een geschreven overeenkomst welke de verplichting legt bij de vruchtgebruiker, de erfpachter, de opstalhouder of de gerechtigde.

Artikel 3

§1 De belasting wordt aangerekend per rioolaansluiting en per hemelwateraansluiting per afzonderlijke woongelegenheid en/of afzonderlijke bedrijfsentiteit.

Een woongelegenheid is een gebouw (huis, …) of een deel van een gebouw (appartement, studio, …) dat ingericht en bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande. Een bedrijfsentiteit is een gebouw of een deel van een gebouw dat ingericht en bestemd is als kantoor (ook vrij beroep), winkel, café, stalling, ….

§2 De belasting wordt als volgt vastgesteld per aansluiting:

         € 600, excl. btw, voor de aansluiting van het hemelwater van een woongelegenheid

         € 600, excl. btw, voor de aansluiting van het huishoudelijk afvalwater van een woongelegenheid

Indien via één aansluiting van het huishoudelijk afvalwater meerdere woongelegenheden worden aangesloten, wordt dit bedrag verhoogd met € 300, excl. btw, per bijkomende woongelegenheid.

         € 900, excl. btw, voor de aansluiting van het hemelwater van een bedrijfsentiteit

         € 900, excl. btw, voor de aansluiting van het huishoudelijk of bedrijfsafvalwater van een bedrijfsentiteit.

Indien via één aansluiting van het huishoudelijk of bedrijfsafvalwater van een bedrijfsentiteit tevens één of meerdere woongelegenheden worden aangesloten, wordt dit bedrag verhoogd met 300 €, excl. btw, per bijkomende woongelegenheid.

§3 Indien voor de woongelegenheid of bedrijfsentiteit voornoemde belasting reeds werd betaald:

         wordt dit bedrag gehalveerd indien de noodzaak het gevolg is van werken of aanpassingen door de eigenaar.

         vervalt de belasting indien de noodzaak het gevolg is van rioleringswerken door de gemeente of de rioolbeheerder.

Indien meer dan 2 aansluitingen, zijnde één voor hemelwater (RW) en één voor huishoudelijk afvalwater (DWA), worden gevraagd, bedraagt de belasting het bedrag van de aansluiting als vermeld in §2 en 3, verhoogd met 600 €, excl. btw, per aansluiting.

§4 Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

 

Artikel 4

Indien de rioolaansluiting werd uitgevoerd door of in opdracht van de eigenaar of vruchtgebruiker, erfpachter, opstalhouder of gerechtigde zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de gemeente en/of zonder conformiteitsattest, wordt het bedrag als vermeld in artikel 3 verdubbeld, onverminderd de eventuele kosten voor controle en aanpassing door of in opdracht van de gemeente of rioolbeheerder. Dit artikel geldt voor de nog uit te voeren rioolaansluitingen waarvan de stedenbouwkundige vergunning dateert van na 1 augustus 2008. Ten bewijze geldt de datum van de vergunning of de factuurdatum.

Artikel 5

De belasting wordt aangerekend bij afgifte van het conformiteitsattest, het afleveren van de stedenbouwkundige vergunning of - indien niet vergunningsplichtig – bij schriftelijke of tegen duurzame drager aanvraag van aan aansluiting.

De belasting moet contant worden betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van contante betaling wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.

Artikel 6

De belastingplichtige, die zich onterecht belast acht, kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, schriftelijk of elektronisch of via een duurzame drager worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet door verzending of door overhandiging.

Deze indiening, moet op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

Artikel 7

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 8

Het belastingreglement vervangt het belastingreglement inzake riool- en hemelwateraansluitingen , goedgekeurd door de gemeenteraad op 10 mei 2016.

Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2020.

Artikel 9

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285 tot 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement voor de uitvoering van werken en/of logistieke ondersteuning voor derden door de gemeente

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 12 november 2013 het retributiereglement voor de uitvoering van werken en/of logistieke ondersteuning voor derden door de gemeente goed. Voor de nieuwe legislatuur dient een nieuw retributiereglement te worden goedgekeurd met ingang van 1 januari 2020.

De gemeentelijke personeelsleden worden regelmatig ingezet voor herstellingen van het openbaar domein naar aanleiding van verkeersongevallen, vandalisme, verwijderen overhangende takken op het openbaar domein ....

Het gebeurt tevens dat, wanneer burgers werken niet (tijdig) uitvoeren, de gemeente deze - in het kader van de openbare veiligheid - in de plaats van de nalatige burger uitvoert.

Het gemeentebestuur moet daarbij vaak niet alleen technische, maar ook administratieve prestaties leveren om deze werken ten laste van derden te organiseren, zoals het uitvoeren van een plaatsbezoek, het nemen van foto’s, het opvragen van offertes, het opmaken van een bestek, het opmaken van een vorderingstaat…

De kosten die de gemeente moet maken voor dit soort problemen, meestal als gevolg van fouten, nalatigheden of in gebreke blijven van de veroorzaker, op te lossen, kunnen niet worden verhaald op de gemeenschap.

Aan de burgers wordt voor de uitvoering van dergelijke werken een retributie aangerekend. Voor de correcte berekening van onkostennota’s bij dat soort werken, dient een vooropgestelde prijs gehanteerd te worden voor werkuren, verplaatsingskosten,…. Het is daarbij geenszins de bedoeling om via de aanrekening van een retributie een sanctioneringsmiddel in te stellen.

Het bestuur wenst deze werking voor derden uit te breiden naar lokale organisaties en verenigingen. Er wordt immers vastgesteld dat lokale organisaties en verenigingen bij de organisatie van hun evenementen of in hun werking niet over voldoende/ de geschikte middelen (materiaal of mankracht) beschikken om bepaalde taken uit te oefenen.

Anderzijds zorgt de inzet van gemeentelijk personeel voor een belangrijke financiële kost voor de gemeente, dit terwijl de organisatie hierdoor soms wel inkomsten bekomt. Om de realisatie van evenementen mogelijk te maken en tegelijk om een objectieve ondersteuning te bieden aan alle verenigingen (en derhalve te waken dat de gemeenschapsmiddelen ingezet worden in het algemeen belang), zal de materiële ondersteuning van de verenigingen gekoppeld worden aan voorwaarden en gebeuren tegen vergoeding.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Het decreet lokaal bestuur, artikel 40 paragraaf 3.

De omzendbrief KB/ABB-2019/2 d.d. 15 februari 2019 vanwege het Agentschap voor Binnenlands Bestuur betreffende de gemeentefiscaliteit.

Advies/argumentatie

Het voorgestelde retributiereglement betreft een verlenging, met uitbreiding voor de werking naar verenigingen toe, van een in de gemeenteraad in zitting van 8 april 2014 goedgekeurd retributiereglement.

 

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 2500€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 70310000 Opbrengsten diverse diensten.

BESLUIT

Artikel 1.

Er wordt voor de dienstjaren 2020 tot en met 2025 een retributie gevestigd op de uitvoering van werken en/of logistieke ondersteuning door de gemeente voor derden, tenzij deze uitvoering aanleiding geeft tot de toepassing van een ander belasting- of retributiereglement of plaats heeft op grond van een ander reglement of specifieke overeenkomst tussen de derde en het gemeentebestuur.

 

Artikel 2

Onder “uitvoering van werken en logistieke ondersteuning” worden begrepen: werken die uitgevoerd worden op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon, werken die uitgevoerd worden ter herstelling van schade aan het openbaar domein/eigendom van de gemeente of werken die uitgevoerd worden in de plaats van diegene die ze zou moeten uitvoeren.

Voor zover de werking van de gemeentelijke diensten dit toelaat kunnen lokale verenigingen en organisaties, die voldoen aan de bepalingen vermeld in artikel 3 van huidig reglement , beroep doen op gemeentelijke personeelsleden voor logistieke ondersteuning en voor de uitvoering van werken.

 

Artikel 3

Opdat verenigingen of organisaties beroep kunnen doen op de logistieke ondersteuning of voor uitvoering van werken dienen ze in hun werking duidelijk te maken dat ze de beginselen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (E.V.R.M.) onderschrijven en dienen ze zich politiek neutraal op te stellen.

Enkel verenigingen en organisaties wiens maatschappelijke zetel in de gemeente Meise gevestigd zijn of wiens activiteiten doorgaan op het grondgebied Meise kunnen gebruik maken van de dienstverlening van logistieke ondersteuning of uitvoering van werken.

Verenigingen of organisaties die gebruik wensen te maken van de dienstverlening van logistieke ondersteuning of uitvoering van werken voor de organisatie van een evenement waardoor winsten verworven worden die hoger zijn dan 5000 € per evenement (waarbij gelijkaardige evenementen binnen een periode van 1 maand als 1 evenement worden aanzien) of waarvan de winsten deels of volledig aangewend worden voor een "goed doel" of voor het ondersteunen van andere organisaties, dienen samen met hun aanvraag voor ondersteuning een summier financieel verslag in te dienen dat weergeeft welke winsten en winsten er het voorafgaande jaar werden verworven, welke de bronnen zijn van deze winsten en op welke wijze deze winsten werden/worden besteed of in een werkingsreserve werden/worden ondergebracht. Indien de winsten deels of volledig aangewend worden voor een “goed doel” of voor het ondersteunen van andere organisaties, moet de aanwending op een objectieve en transparante wijze gebeuren en moet dit worden aangetoond.

Bij niet-naleving van de voorwaarden van huidig reglement of bij vaststelling van onregelmatigheden kan de ondersteuning door de gemeente onmiddellijk stopgezet worden.

 

Artikel 4

A.Het bedrag van de uurvergoeding voor geleverde prestaties door de gemeentelijke personeelsleden wordt vastgesteld op 50 euro per werkuur.

Naast de uurvergoeding zullen voor iedere prestatie volgende forfaitaire bedragen aangerekend worden:* verplaatsingskosten: 50 euro

*administratiekosten: 30 euro

Wanneer de werkelijke verplaatsingskosten hoger zijn dan het forfaitaire bedrag van 50 euro, zullen de effectieve verplaatsingskosten worden doorgerekend.

Wanneer het werk wordt uitbesteed wordt de prijs van de aannemer doorgerekend, verhoogd met 30 euro administratiekosten.

Indien bij de uitvoering van werken materialen dienen gebruikt te worden, worden deze materialen doorgerekend aan kostprijs. De doorrekening van de kostprijs gebeurt eveneens voor de vervanging van beschadigde materialen.

Voor verenigingen en organisaties, die medewerking van de gemeente vragen aan een evenement waarvan de winst lager ligt dan het bedrag van 5.000 euro en waarvoor de retributie bij toepassing van huidig reglement het bedrag van 250 euro overschrijdt, wordt de retributie beperkt tot een forfaitair bedrag van 250 euro.

 

Artikel 5

De retributie is verschuldigd door de natuurlijke persoon / rechtspersoon/ organisatie voor wie de werken worden uitgevoerd of voor wie de logistieke ondersteuning wordt geleverd.

 

Artikel 6

De retributie die onmiddellijk kan berekend worden, wordt betaald bij de aanvraag. Indien later blijkt dat deze berekening niet juist is, kan deze worden aangepast.

De retributie die niet onmiddellijk kan berekend worden, wordt betaald bij de beëindiging van de werken.

De beëindiging van de werken en het bedrag van de retributie wordt vastgesteld door een besluit van het college van burgemeester en schepenen.

Bij gebrek aan betaling in der minne zal de invordering geschieden langs burgerrechtelijke weg.

 

Artikel 7

Het college van burgemeester en schepenen behoudt zich ten alle tijden het recht om aanvragen tot prestaties voor derden te weigeren.

Artikel 8

A. Volgende prestaties voor verenigingen en organisaties zijn volledig vrijgesteld van toepassing van dit retributiereglement:

*Alle prestaties die gebeuren voor organisaties en evenementen waarvan de gemeente medeorganisator is;

*Alle prestaties die voortvloeien uit de reguliere dienstverlening van de uitleendienst, met uitzondering van de verplaatsingskosten;

*Alle prestaties die betrekking hebben op de verkeersmaatregelen voor de organisatie van een evenement (bv. parkeerverbod instellen, afsluiten van straten, enzovoort);

*Alle prestaties verricht om de (openbare) veiligheid te waarborgen;

* Kampvervoer van jeugd-, sport- en cultuurverenigingen erkend door de Jeugd-, Sport- en Cultuurraad;

B. Volgende prestaties voor verenigingen en organisaties zijn sowieso niet vrijgesteld:

* Noodzakelijke reinigingsbeurten van het openbaar domein na een evenement ten gevolge van dat evenement voor zover de gemeente geen medeorganisator is;

*Het opzetten of opruimen van materialen voor evenementen waarvan de gemeente niet  medeorganisator is;

*Herstellingen van schade op of van het openbaar domein ten gevolge van nalatigheid door organisatoren van evenementen waarvan de gemeente niet medeorganisator is;

C. De gemeentelijke diensten zetten of bouwen geen materiaal (bvb. Tenten, Podia,…) op;

D. De gemeentelijke diensten verzorgen het transport naar en van de door de ontlener gemelde locatie. De ontlener moet voorzien in voldoende mensen om het materiaal op het afgesproken tijdstip af te laden en in ontvangst te nemen én na het evenement terug op te laden. Indien de ontlener nalaat zich conform deze afspraak te organiseren zal de levering doorgaan met toepassing van de uurvergoeding voorzien in artikel 4 van dit reglement.

 

Artikel 9

Het retributiereglement vervangt het retributiereglement inzake de uitvoering van werken en/of logistieke ondersteuning voor derden door de gemeente, goedgekeurd door de gemeenteraad op 12 november 2013.

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

 

Artikel 10

Dit retributiereglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286§1,1° van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 13 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 9 onthoudingen (Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement verwaarloosde woningen/gebouwen

MOTIVERING

Feiten en context

Het gemeentebestuur Meise wordt belast met het houden van een reglement betreffende verwaarloosde woningen en gebouwen.

In zitting van 2 juli 2018 werd een ontwerp-reglement door het schepencollege goedgekeurd.  Dit ontwerp-reglement werd aan de gemeenteraad in zitting van 31 juli 2018 voorgelegd.  De gemeenteraad heeft de goedkeuring van het punt uitgesteld.

Juridische gronden

Artikel 170§4 van de Grondwet;

Het decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 40§3;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

Het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 betreffende het lokaal woonbeleid.

De Omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Advies/argumentatie

Verwaarlozing van woningen en gebouwen op het grondgebied van de gemeente moet voorkomen en bestreden worden om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan.

Het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen wordt overgeheveld van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau, waarbij de gewestelijke registratie en heffing volledig worden opgeheven.

Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt.

Het is nuttig om een geïntegreerd beleid te voeren ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van woningen en gebouwen.

Tijdens de gemeenteraad van 31 juli 2018 waren er een aantal vragen/bedenkingen waardoor het punt werd uitgesteld. Een eerste bedenking betreft de invulling van de term "zakelijke gerechtigden". Wat de terminologie betreft werd overname gedaan van de term die eveneens gebruikt wordt in het reglement betreffende leegstaande woningen. Aan de hand van de beschikbare kadastergegevens worden de "zakelijk gerechtigden" aangeschreven; er is momenteel geen andere databank beschikbaar om zakelijk gerechtigden terug te vinden. Wanneer men zou opteren voor de toevoeging van "gekende" bij de formulering van de term zakelijk gerechtigden, zou dit eveneens kunnen leiden tot discussies omtrent subjectiviteit. Wanneer een zakelijk gerechtigde niet zou in kennis gesteld zijn van de opname in het register, zou enkel deze dit als argument kunnen opwerpen, waarop het bewijs van kennisgeving door de administratie ten aanzien van deze gerechtigde/belastingplichtige zal dienen geleverd te worden.

Het is een beleidskeuze om de belasting "hoofdelijk en solidair" of "a rato van het aandeel in de onverdeeldheid" te heffen.

Om de zakelijk gerechtigden officieel te kunnen aanschrijven is het noodzakelijk dat dit gebeurt op hun officieel domicilieadres. Een aanschrijving op het adres van het verwaarloosd pand, zoals gesuggereerd in de gemeenteraadszitting van 31 juli 2018, zal enkel leiden tot discussies.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 10.000€ en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025 onder AR 73740000 Leegstaande woningen en gebouwen.

BESLUIT

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit gemeentelijk reglement voor de opmaak van het register van verwaarloosde woningen en gebouwen wordt verstaan onder:

 

Administratie: de financiële dienst, die door het gemeentebestuur belast wordt met de inkohiering van de gemeentelijke belastingen;

Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a)een aangetekend schrijven;

b)een afgifte tegen ontvangstbewijs

c)elke andere door de administratie toegelaten berekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;

Beroepinstantie: het college van burgemeester en schepenen;

Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: de inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;

Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen/gebouwen: het register opgemaakt overeenkomstig het reglement opname verwaarloosde woningen/gebouwen goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;

Verwaarloosde gebouw of woning: een gebouw, ongeacht of het dienst doet als woning, wordt beschouwd als verwaarloosd, wanneer het ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval vertoond aan buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst of dakgoten;

Zakelijk gerechtigde: de houder of medehouder van één van de volgende zakelijke rechten:

a)de volle eigendom;

b)het recht van opstal of van erfpacht;

c)het vruchtgebruik.

 

HOOFDSTUK 2. BELASTING OP VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN

Artikel 2. Belasting

§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die, gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden opgenomen zijn in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

§2. De belasting voor een verwaarloosde woning of een verwaarloosde gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. Zolang het gebouw of de woning niet uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

 

Artikel 3. Belastingplichtige

§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde op de verwaarloosde woning of het verwaarloosd gebouw op het ogenblik dat de belasting van het betrokken aanslagjaar verschuldigd wordt.

§2. Behoort één van die zakelijke rechten in onverdeeldheid toe aan meer dan één persoon dan geldt de onverdeeldheid als belastingpichtige. De leden van de onverdeeldheid zijn gehouden tot betaling van het verschuldigde bedrag naar rato van hun deel in de onverdeeldheid.

§3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de overdrager of zijn instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het zakelijk recht er voorafgaandelijk  van in kennis dat het goed is opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

De overdrager of zijn instrumenterende ambtenaar stelt de administratie binnen twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuwe zakelijk gerechtigde.

§4. Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingplichtige beschouwd voor de volgende belastingen die na de overdracht van het zakelijk recht worden gevestigd.

 

Artikel 4. Tarief van de belasting

§1. De belasting bedraagt:

1500 euro voor een verwaarloosd gebouw;

1500 euro voor een verwaarloosde woning.

§2. Vanaf de tweede belasting is het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat  van de formule: het bedrag van de belasting wordt vermenigvuldigd met het aantal volle ononderbroken jaren dat de woning of het gebouw in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen of woningen staat, rekening houdend met een maximum van vijf jaar waarbij de eerste belasting als beginpunt van de belastingshistoriek wordt beschouwd.

 

Artikel 5. Vrijstellingen van de belasting

§ 1. Een vrijstelling van de belasting dient jaarlijks aangevraagd te worden via (digitale) beveiligde zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling als vermeld in § 3, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.

De administratie onderzoekt de aanvraag tot vrijstelling en legt deze voor aan het college van burgemeester en schepenen.

Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over de aanvraag tot vrijstelling en betekent haar beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na de betekening van de aanvraag.

Een vrijstelling aangevraagd en bekomen door één van de mede-eigenaars geldt automatisch voor alle andere mede-eigenaars van de woning of het gebouw. Enkel de indiener van de vrijstelling zal door de administratie op de hoogte gebracht worden van de beslissing van de administratie. De aanvrager van de vrijstelling stelt de mede-eigenaar op de hoogte van de vrijstelling.

§ 2. Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na de betekening van het schrijven, vermeld in § 1, kan de zakelijk gerechtigde, bij de rechtbank van eerste aanleg beroep aantekenen tegen de beslissing tot de weigering van vrijstelling (artikel 569, eerste lid Gerechtelijk Wetboek: artikel 10 decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen).

§3. Van de verwaarlozingsbelasting zijn vrijgesteld:

Vrijstellingen gebonden aan persoonlijke factoren

1)De belastingplichtige is minder dan 1 jaar zakelijk gerechtigde van de woning/ het gebouw. Deze vrijstelling geldt voor het belastingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht.

2) De eigenaars-bewoners van een enkele bewoning, met een beperkt inkomen, leefloon of vervangingsinkomen  (inkomensgrens: 30.000 euro gezamenlijk belastbaar inkomen);

3) De belastingplichtig die deel uitmaakt van een openstaande nalatenschap met betrekking tot de woning/gebouw. De vrijstelling geldt voor een maximale duur van 3 jaar.

Een vrijstelling wordt verleend aan de woning of het gebouw

1)dat gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.

2)dat geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld.

3)dat vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp. Deze vrijstelling geldt voor een periode van maximum 3 jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging.

4)dat onmogelijk effectief gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van maximum 2 jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik.

5)dat wordt gerenoveerd of er worden sloopwerkzaamheden voorzien.

a.De werken zijn wel vergunnings- of meldingsplichtig en de zakelijk gerechtigde kan een niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning of melding voorleggen. Deze vrijstelling geldt voor een periode van maximum 5 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of melding.

b.De werken zijn niet vergunnings- of meldingsplichtig en de zakelijk gerechtigde kan een renovatienota voorleggen. Deze vrijstelling geldt voor een periode van maximum 2 jaar en kan eenmalig aan dezelfde houder van het zakelijk recht worden toegekend.

Dergelijke renovatienota moet ondertekend en gedateerd zijn en bevat:

-Een omschrijving van de voorgenomen werken

-Een stappenplan waaruit blijkt dat binnen een periode van maximaal 2 jaar de werken worden uitgevoerd

-Eventueel bestekken en facturen

6)dat het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18 § 2 van de Vlaamse Wooncode

7)dat het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode. 

 

Indien de belastingsplichtige de verwaarlozing laat aanhouden omwille van een vreemde oorzaak die de belastingsplichtige niet kan worden toegerekend, wordt mogelijks eveneens een vrijstelling verleend.

Als er een vrijstelling wordt verleend, dan is de belastingplichtige vrijgesteld van de heffing voor de periode toegekend door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 6. Inkohiering

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 7. Betalingstermijn

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 8. Bezwaar

§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen, ter attentie van de dienst financiën.

§2. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.

De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

 

Artikel 9. Toepasselijke regelgeving

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 10. Cumul met leegstandsregister

Indien een woning of een gebouw in het aanslagjaar opgenomen is in zowel het leegstandsregister, vermeld in artikel 2 van het gemeentelijk reglement opname leegstandsregister Meise, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019, als in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen/gebouwen, dan geeft deze toestand aanleiding tot ofwel de belasting op leegstaande woningen/gebouwen, vermeld in hoofdstuk 2 van het gemeentelijk belastingreglement leegstandsregister woningen/gebouwen, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019, ofwel de in hoofdstuk 2 van onderhavig reglement vermelde belasting op verwaarloosde woningen/gebouwen, waarbij van rechtswege gekozen wordt voor de belasting die het eerst verschuldigd was ingevolge de opname in het respectievelijk register.

 

Artikel 11. Invoegetreding

Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2020.

 

Artikel 12. Bekendmaking

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikels 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330 1° van het decreet lokaal bestuur.

Met 16 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 6 onthoudingen (Paul Aerts, Jo Van Den Brande, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Belastingreglement leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten

MOTIVERING

Feiten en context

Het gemeentebestuur kan er zelf voor opteren om een eigen gemeentelijke belasting te heffen. Zie de brief van 21 februari 2014 van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Hierin werd meegedeeld dat er niet meer wordt overgegaan tot het inkohieren van de opcentiemen op de door het Vlaams Gewest geïnde heffing op de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten sinds 2014.

Er is een nieuw belastingreglement m.b.t. leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten uitgewerkt voor de aanslagjaren 2020-2025.

Juridische gronden

Artikel 170 §4 van de Grondwet.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, artikel 40§3.

Het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsgebouwen, laatst gewijzigd bij decreet van 22 juni 2012, hierna genoemd het decreet.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012.

Het besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1997 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsgebouwen, laatst gewijzigd bij besluit van 9 september 2011, hierna genoemd het uitvoeringsbesluit.

Advies/argumentatie

De heffing van gemeentelijke opcentiemen op de gewestelijke heffing ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten is niet meer wenselijk ingevolge het arrest van het Hof van Cassatie van 24 mei 2012 dat gemeentelijke opcentiemen op een belasting die het KI als berekeningsgrondslag neemt, strijdig acht met artikel 464,1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.

De leegstand, de verkrotting en de verwaarlozing van bedrijfsruimten moet in de gemeente voorkomen en bestreden worden. De gemeente dient derhalve een eigen belasting te vestigen op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten. Het huidig belastingsreglement loopt tot het aanslagjaar 2019 en moet verlengd worden. Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om het reglement op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten samen te stellen naar analogie van het reglement op de leegstaande woningen en gebouwen. Zo ontstaat een uniformiteit tussen de beide reglementen.

Er is een goede omschrijving van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten opgenomen in het decreet en uitvoeringsbesluit voor gans het grondgebied van het Vlaams Gewest.

De inventaris van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten komt tot stand en wordt geactualiseerd met medewerking van de gemeenten, overeenkomstig artikel 3, §1 van het decreet.

De gemeente beschikt over de gewestelijke inventarislijst met de nodige identificatiegegevens van de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten op haar grondgebied.

Het is aangewezen dat de gemeente gebruik maakt van dezelfde omschrijving van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen en van de definities van artikel 2 van het decreet, voor de vestiging van een eigen gemeentebelasting met toepassing van de vrijstellingen die gelden voor de gewestelijke heffing.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht dient te houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 45.475,00€ en moet opgenomen worden in het meerjarenplan 2020-2025 onder AR 73760000 Leegstand/verkrotting bedrijfsruimten.

BESLUIT

Artikel 1: Belastbaar feit en begripsomschrijvingen:

§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de geheel of gedeeltelijk leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten gelegen op het grondgebied van de gemeente.

§2. Voor de toepassing van dit gemeentelijk belastingsreglement leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten wordt verstaan onder:

1)Administratie: de administratieve dienst belast met de inkohiering van de gemeentelijke belastingen;

2)Bedrijfsruimte: de verzameling van alle percelen waarop zich minstens één bedrijfsgebouw bevindt, die als één geheel te beschouwen zijn en die toebehoren aan dezelfde eigenaar en waar een economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt.

Deze verzameling heeft een minimale oppervlakte van 5 aren.

De ruimte wordt niet beschouwd als bedrijfsruimte indien de woning van de eigenaar er een niet-afsplitsbaar onderdeel van uitmaakt en effectief wordt benut als verblijfsplaats;

3)Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijze: een aangetekend schrijven; een afgifte tegen ontvangstbewijs; elke andere door de administratie toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;

4)Economische activiteit: iedere industriële, ambachtelijke, handels-, diensten-, landbouw- of tuinbouw-, opslag of administratieve activiteit.

5)Leegstaand en/of verwaarloosd bedrijfsgebouw: gebouw waarvan meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden;

6)wat beschouwen als gehele of gedeeltelijke verwaarlozing:

         één of meer uitgesproken gebreken vertonen aan buitenmuren, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitentimmerwerk, kroonlijst, dakgoten, trappen of liften van het bedrijfsgebouw;

         vochtindringing in het bedrijfsgebouw;

         gevaar voor veiligheid of stabiliteit van het bedrijfsgebouw;

         uitzonderlijk lang onafgewerkt blijven.

7) Zakelijk gerechtigde: de houder of medehouder van één van de volgende zakelijke rechten: de volle eigendom; het recht van opstal of van erfpacht; het vruchtgebruik.

8) Gemeentelijk register leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten: Het register opgemaakt overeenkomstig het reglement opname leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;

Artikel 2: Belasting op leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen

§1 Volgens het huidig reglement wordt een gemeentelijke belasting gevestigd op de geheel of gedeeltelijke leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het register voor de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten gelegen op het grondgebied Meise.

§2 De belasting voor leegstaand en/of verwaarloosd bedrijfsgebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat het leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsgebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.

Zolang het bedrijfsgebouw niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

Arikel 3: Belastingsplichtige

§1 De belasting is door de zakelijk gerechtigde van het leegstaand of verwaarloosd bedrijfsgebouw,  voor het eerst verschuldigd 12 maanden na de datum van de eerste vaststelling van de voortdurende toestand van leegstand of verwaarlozing.  Zolang de toestand van leegstand of verwaarlozing blijft bestaan is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

§2 De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen op de gemeentelijke lijst van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten.

Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de authentieke overdrachtsakte bezorgen aan de gemeente, binnen twee maanden na het verlijden ervan.  Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:

         naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;

         datum van de akte, naam en standplaats van de instrumenterende ambtenaar;

         nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.

Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.

§3 Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijke recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.

Wanneer de erfpachter, de opstalhouder of vruchtgebruiker niet gekend is bij de gemeente zal de eigenaar belast worden. Het is aan de eigenaar, de erfpachter, de opstalhouder of vruchtgebruiker om de correcte gegevens door te geven aan de gemeente.

§4 In geval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

Ingeval er meerdere andere houders zijn van een zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

Artikel 4: Tarief van de belasting.

De belasting bedraagt 2.500 euro per bedrijfsruimte.

De belasting wordt vermeerderd met 500 euro per bijkomende nieuwe termijn van 12 maanden dat de bedrijfsruimte op de gemeentelijke lijst van leegstaande of verwaarloosde bedrijfsruimten staat.

Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

 

Artikel 5: Vrijstellingen.

§ 1. Een vrijstelling van de belasting dient jaarlijks aangevraagd te worden via (digitale) beveiligde zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling als vermeld in § 3, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.

De administratie onderzoekt de aanvraag tot vrijstelling en legt deze voor aan het college van burgemeester en schepenen.

Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over de aanvraag tot vrijstelling en betekent haar beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na de betekening van de aanvraag.

Een vrijstelling aangevraagd en bekomen door één van de mede-eigenaars geldt automatisch voor alle andere mede-eigenaars van de woning of het gebouw. Enkel de indiener van de vrijstelling zal door de administratie op de hoogte gebracht worden van de beslissing van de administratie. De aanvrager van de vrijstelling stelt de mede-eigenaar op de hoogte van de vrijstelling.

§ 2. Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na de betekening van het schrijven, vermeld in § 1, kan de zakelijk gerechtigde, bij de rechtbank van eerste aanleg beroep aantekenen tegen de beslissing tot de weigering van vrijstelling (artikel 569, eerste lid Gerechtelijk Wetboek: artikel 10 decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen).

§3 De nieuwe houder van het zakelijk recht, voor het aanslagjaar volgend op de verwerving is vrijgesteld van de belasting.

Een vrijstelling wordt verleend voor het bedrijfsgebouw:

1)Dat geheel of gedeeltelijk leeg staat ingevolge bedrijfseconomische omstandigheden maar in goede staat wordt gehouden zodat het onmiddellijk in gebruik kan genomen worden. 

Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van 1 jaar.

2)Waarop een onteigeningsbeslissing rust of waarvoor een procedure tot onteigening is ingezet.

3)Dat in het kader van het decreet van 3 maart 1976 beschermd is als monument of stads- en dorpsgezicht of dat bij ministerieel besluit is opgenomen in een ontwerp van lijst tot bescherming in het kader van dit decreet.

4)Waarvoor een aanvaarde vernieuwing geldt, overeenkomstig artikel 34 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsgebouwen, laatst gewijzigd bij decreet van 22 juni 2012.  Deze vrijstelling geldt voor een periode van twee jaar.

5)Dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant, definitief gesloten overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, voor zover de eigenaar actor is bij het Brownfieldconvenant.  Deze vrijstelling geldt tot aan de beëindiging van het Brownfieldconvenant, overeenkomstig artikel 10 §3, van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten.  Op het einde van deze periode moet de verwaarlozing en/of leegstand zijn beëindigd.

6)Dat het voorwerp uitmaakt van een door de OVAM conform verklaard bodemsaneringsproject overeenkomstig titel III, hoofdstuk V, van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming.  Deze vrijstelling geldt vanaf de datum van de aanvraag van de opschorting tot aan de datum van de eindverklaring van de OVAM overeenkomstig artikel 68 van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, evenwel met een maximumtermijn met vijf jaar vanaf de conformverklaring van het bodemsaneringsproject.  Op het einde van deze periode moet de verwaarlozing en/of de leegstand zijn beëindigd.

7)Dat vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging.

Artikel 6: Wijze van inning

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 7: Betalingstermijn

De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 8: Bezwaarprocedure

De belastingsplichtige kan bezwaar indienen tegen deze beslissing bij het college van burgemeester en schepenen.

Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en worden gemotiveerd.

De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen 15 kalenderdagen na de indiening ervan.

Artikel 9: Verwijzing naar het W.I.B.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, (Vestiging en Invordering van de belastingen) hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen: treedt in werking: aanslagjaar 2020 en gepubliceerd volgens de wettelijk opgelegde verplichtingen.

Artikel 10. Invoegetreding

Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2020.

Artikel 11: Bekendmaking

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikels 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330 1° van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Aankoop collecties bib 2020 en 2021 - Goedkeuring lastvoorwaarden en gunningswijze

MOTIVERING

Feiten en context

In het kader van de opdracht “Aankoop collecties bib 2020 en 2021” werd een bestek met nr. 2019570 opgesteld door de Aankoopdienst.

Deze opdracht is opgedeeld in volgende percelen:
* Perceel 1 (Informatieve werken voor volwassenen 2020 en 2021), raming: € 14.876,03 excl. btw of € 18.000,00 incl. 21% btw;
* Perceel 2 (Fictie voor volwassenen (Nederlandstalige romans, anderstalige romans, toneel/poëzie) 2020 en 2021), raming: € 21.487,60 excl. btw of € 26.000,00 incl. 21% btw;
* Perceel 3 (Jeugdboeken tot 15 jaar (verhalen en informatieve werken) 2020 en 2021), raming: € 18.181,81 excl. btw of € 21.999,99 incl. 21% btw.

De totale uitgave voor twee jaar voor deze opdracht wordt geraamd op € 54.545,44 excl. btw of € 65.999,99 incl. 21% btw.

Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.

Het bestuur beschikte bij het opstellen van de lastvoorwaarden voor deze opdracht niet over de exact benodigde hoeveelheden.

Juridische gronden

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.

Het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.

De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.

De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 42, § 1, 1° a) (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van € 144.000,00 niet) en artikel 43.

Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.

Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 90, 1°.

Advies/argumentatie

Gunstig advies.

Financiële gevolgen

De uitgave voor deze opdracht zal worden voorzien in het exploitatiebudget van 2020, op budgetcode GEM/60406000/0703.

 

GEM/60406000/0703

1419/007/001/002/001

€54.150,00

BESLUIT

Artikel 1

Het bestek met nr. 2019570 en de raming voor de opdracht “Aankoop collecties bib 2020 en 2021”, opgesteld door de Aankoopdienst worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming voor twee jaar bedraagt € 54.545,44 excl. btw of € 65.999,99 incl. 21% btw.

Artikel 2

Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.

Artikel 3

De uitgave voor deze opdracht zal worden voorzien in het exploitatiebudget van 2020, op budgetcode GEM/60406000/0703.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Voorlopige straatnamen

MOTIVERING

Feiten en context

De noodzaak voor een straatnaam werd vastgelegd door het schepencollege in zitting van 19 oktober 2019 voor de volgende nieuwe wegen:

-De verkaveling 724 – zijstraat langs de Stoeterijstraat;

-De verkaveling 728 – zijstraat langs de Kapellelaan;

-De verkaveling 734 – zijstraat langs Barbierstraat;

-De verkaveling 769 – zijstraat langs Mankevosstraat.

De aanleg van deze nieuwe wegen zal op korte termijn in uitvoering gaan en na realisatie worden ingelijfd in het openbaar domein.

Na de uitvoering van de infrastructuurwerken en de opgelegde lasten wordt het verkoopbaarheidsattest afgeleverd en kan de verkavelaar in principe starten met de verkoop van de gronden.  Bij ontvangst van een omgevingsvergunningsaanvraag voor de bebouwing van de kavel moet de dienst ruimtelijke ordening beschikken over een adres in het CRAB.  Dit betekent dat de nieuwe straatnaam voor de weg en de huisnummer moeten gekend zijn.

De goedgekeurde verkavelingsplannen werden aan de heemkundige kring Berla overgemaakt op 30 oktober 2019 met de vraag om een gemotiveerd voorstel te bezorgen voor de nieuwe straatnamen.

Na de voorlopige aanvaarding van de straatnamen door het schepencollege en de gemeenteraad wordt een openbaar onderzoek (30 dagen) georganiseerd door de dienst ruimtelijke ordening.

Het schepencollege heeft in zitting van 25 november 2019 de straatnamen voorlopig aanvaard.

Er dient advies te worden gevraagd aan de cultuurraad.

Juridische gronden

Het decreet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen (B.S. 7 april 1977), gewijzigd bij:

Het decreet van 1 juli 1987 houdende wijziging van het decreet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen, B.S. 1 september 1987.

Het decreet van 4 februari 1997 tot wijziging van het decreet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen, B.S. 25 februari 1997.

Het decreet van 29 november 2002 houdende wijziging van het decreet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen, B.S. 17 december 2002 bepaalt dat de gemeenteraad bevoegd is voor het toekennen of wijzigen van nieuwe namen aan openbare wegen en pleinen.

Advies/argumentatie

De heemkundige kring Berla heeft op 9 november 2019 een gemotiveerd advies/voorstel gedaan voor volgende nieuwe straatnamen:

- Kerkepoortstraat of Kerkepoortweg
als naam voor de zijstraat langsheen de Stoeterijstraat (verkaveling 724)

Motivering: De naam spreekt eigenlijk voor zich: het is de oude toegang naar de kerk van Imde. Dit toponiem voor deze plaats is ter plaatse algemeen in gebruik met sporen die hiervoor teruggaan tot het jaar 1513.

- Jeanne Struelensstraat
als naam voor de zijstraat langsheen de Kapellelaan (verkaveling 728)

Motivering: Jeanne Struelens (1898-1991) was een bekende en alom geliefde figuur in Meise, onderwijzeres en haar hele leven bezielster van lokaal jeugd- en amateurtoneel én van professioneel theater.
Ze speelde ook zelf tot haar allerlaatste jaren als actrice in de KVS.
Ze stimuleerde zowel volkstoneel als het internationaal repertoire, was winnares van verscheidene prijzen en genoot ook internationale erkenning.
Bovendien: op de bijna 300 straatnamen in deze gemeente is er maar één die naar een vrouw verwijst (de “Koningin Astridlaan”, en die haar bijdrage aan het plaatselijk leven is niet erg duidelijk).

De Gronckelstraat of De Gronckelweg
als naam voor de zijstraat langsheen de Barbierstraat (verkaveling 734)

Motivering: Dit perceel draagt sinds 1715 algemeen de naam van een belangrijke en voorname pachtersfamilie in de streek: De Gronckel.
Op dit ogenblik woont niemand met die familienaam nog in de gemeente, dus op dat vlak is er geen discussie van bevoordeling of iets dergelijks meer mogelijk.
Er staat in ons tijdschrift een artikel op stapel dat de historiek van dit stuk grond verhaalt en dus lijkt het de aangewezen naam voor deze weg…

Alternatief voorstel:

- Neerpoortenveldeken
als naam voor de zijstraat langsheen de Barbierstraat (verkaveling 734)

Motivering: Het betrokken perceel 371 dat nu verkaveld wordt, wordt in de oude stukken beschreven als “…met een syde den randt vant Nyeuwerpoirtten velt…”.
Deze straatnaam zou dan verwijzen naar het naastliggend perceel, maar dat is dus vlakbij en zou een benaming opleveren die sinds 1542 ter plaatse gebruikt wordt.

Edwin Ganzstraat
als naam voor de zijstraat langsheen de Mankevosstraat

Motivering: Edwin Ganz (1871-1948) was waarschijnlijk de internationaal bekendste en belangrijkste schilder die de gemeente ooit gehad heeft.
Gespecialiseerd in militaria en vooral het boerenleven, is hij zeker bekend gebleven als dé schilder bij uitstek van paarden en dan vooral van de Brabantse trekpaarden.
Geboren in Zwitserland, is hij al vroeg in Meise komen wonen (in wat nu de plantentuin is) en werkte van daaruit tot aan zijn dood, zijn graf is nog steeds op de begraafplaats in Meise aanwezig.
Hij schreef ook een (meermaals heruitgegeven) boek over de geschiedenis van het kasteel van Boechout.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

 

Artikel 1
De gemeenteraad aanvaardt voorlopig de hieronder voorgestelde straatnamen:

-Zijstraat langsheen de Stoeterijstraat (verkaveling 724) Kerkepoortweg

-Zijstraat langsheen de Kapellelaan (verkaveling 728)  Jeanne Struelensweg

-Zijstraat langsheen de Barbierstraat (verkaveling 734) De Gronckelweg

-Zijstraat langsheen de Mankevosstraat (verkaveling 769)Edwin Ganzweg

Artikel 2
De dienst ruimtelijk ordening start een openbaar onderzoek gedurende 30 dagen waarbij alle betrokken aanwonenden (18+ en alle eigenaars woonachtig in België) worden aangeschreven.  Een bericht wordt aangeplakt aan het gemeentehuis en ter hoogte van de nieuwe straat. 
Het bericht zal eveneens gepubliceerd worden op de gemeentelijke website.

Artikel 3
De voorlopig vastgestelde straatnamen worden voor advies overgemaakt aan de gemeentelijke cultuurraad.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Reglement opname leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten

MOTIVERING

Feiten en context

Het gemeentebestuur kan er zelf voor opteren om een eigen gemeentelijk reglement opname leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten op te maken.

Juridische gronden

Artikel 170 §4 van de Grondwet.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, artikel 40§3.

Het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsgebouwen, laatst gewijzigd bij decreet van 22 juni 2012, hierna genoemd het decreet.

Het besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsgebouwen, laatst gewijzigd bij besluit van 9 september 2011, hierna genoemd het uitvoeringsbesluit.

Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.

Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013.

Advies/argumentatie

De leegstand, de verkrotting en de verwaarlozing van bedrijfsruimten moet in de gemeente voorkomen en bestreden worden.

Leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen vormen dikwijls een smet op onze leefomgeving. Zij staan jarenlang te verkommeren en trekken zwerfvuil en vandalisme aan. Deze gebouwen nemen ruimte in die niet gebruikt wordt. Ondertussen blijven we steeds nieuwe gronden bebouwen. Er zijn betere manieren om met onze schaarse ruimte om te gaan.

Er is een goede omschrijving van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten opgenomen in het decreet en uitvoeringsbesluit voor gans het grondgebied van het Vlaams Gewest.

De inventaris van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten komt tot stand en wordt geactualiseerd met medewerking van de gemeenten, overeenkomstig artikel 3, §1 van het decreet.

De gemeente beschikt over de gewestelijke inventarislijst met de nodige identificatiegegevens van de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten op haar grondgebied.

Het is aangewezen dat de gemeente gebruik maakt van dezelfde omschrijving van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsgebouwen en van de definities van artikel 2 van het decreet, voor de vestiging van een eigen gemeentebelasting met toepassing van de vrijstellingen die gelden voor de gewestelijke heffing.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst uit belastingen wordt geraamd op 1.500 euro en moet opgenomen worden in het meerjarenplan 2020-2025.

BESLUIT

Artikel 1: Begripsomschrijvingen:

§1. Voor de toepassing van dit reglement opmaak van het register van de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten wordt verstaan onder:

1)    Administratie: de gemeentelijke dienst, die door het gemeentebestuur belast wordt met de opmaak, de opbouw en het beheer van het gemeentelijk register voor de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten;

2)    Bedrijfsruimte: de verzameling van alle percelen waarop zich minstens één bedrijfsgebouw bevindt, die als één geheel te beschouwen zijn en die toebehoren aan dezelfde eigenaar en waar een economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt.
Deze verzameling heeft een minimale oppervlakte van 5 aren.
De ruimte wordt niet beschouwd als bedrijfsruimte indien de woning van de eigenaar er een niet-afsplitsbaar onderdeel van uitmaakt en effectief wordt benut als verblijfsplaats;

3)    Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijze: een aangetekend schrijven; een afgifte tegen ontvangstbewijs; elke andere door de administratie toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;

4)    Economische activiteit: iedere industriële, ambachtelijke, handels-, diensten-, landbouw- of tuinbouw-, opslag of administratieve activiteit.

5)    Leegstaand en/of verwaarloosd bedrijfsgebouw: gebouw waarvan meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden;

6)        wat beschouwen als gehele of gedeeltelijke verwaarlozing:

           één of meer uitgesproken gebreken vertonen aan buitenmuren, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitentimmerwerk, kroonlijst, dakgoten, trappen of liften van het bedrijfsgebouw;

           vochtindringing in het bedrijfsgebouw;

           gevaar voor veiligheid of stabiliteit van het bedrijfsgebouw;

           uitzonderlijk lang onafgewerkt blijven.

7)        Zakelijk gerechtigde: de houder of medehouder van één van de volgende zakelijke rechten: de volle eigendom; het recht van opstal of van erfpacht; het vruchtgebruik.

Artikel 2: Register leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten

De administratie houdt een register bij van de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten.  In dit register worden de volgende gegevens opgenomen:

                     het adres van de leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten;

                     de kadastrale gegevens van de leegstaande en/of verwaarloosde  bedrijfsruimten;

                     de identiteit en het (de) adres(sen) van de zakelijk gerechtigde(n);

                     het nummer en de datum van de administratieve akte.

Artikel 3: Opname van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsgebouwen

Een leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimte wordt opgenomen in het register aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto's en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand/verwaarlozing staven, gevoegd worden.  De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand/verwaarlozing en geldt als opnamedatum.

De leegstand wordt beoordeeld op basis van de volgende objectieve indicaties:

                     meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen wordt niet effectief benut conform de functie van het gebouw;

                     de verzameling van percelen behoren aan één en dezelfde eigenaar toe;

                     een economische activiteit heeft plaatsgevonden of vindt plaats;

                     de verzameling van de percelen heeft een minimale oppervlakte van 5 aren;

                     de woning van de eigenaar (wanneer aanwezig) is afsplitsbaar en wordt niet benut door de eigenaar als zijn verblijfsplaats.

De verwaarlozing wordt beoordeeld op basis van volgende één of meerdere objectieve indicaties:

                     er is geheel of gedeeltelijke verwaarlozing;

                     er is/zijn één of meer uitgesproken gebreken aan buitenmuren, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitentimmerwerk, kroonlijst, dakgoten, trappen of liften van het bedrijfsgebouw;

                     er is vochtindringing in het bedrijfsgebouw;

                     er is gevaar voor veiligheid of stabiliteit van het bedrijfsgebouw;

                     het gebouw blijft uitzonderlijk lang onafgewerkt.

Artikel 4: Kennisgeving van registratie

De zakelijk gerechtigde wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het register van de leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten.  De kennisgeving bevat:

                     de administratieve akte eventueel met inbegrip van het beschrijvend verslag en het fotodossier (= de elementen die blijk geven van leegstand of verwaarlozing);

                     het belastingreglement, met de tarieven en mogelijke berekening van de heffing, evenals de vrijstellingsgronden;

                     informatie met betrekking tot de beroepsprocedure tegen de opname in het leegstandsregister.

Artikel 5: Beroep tegen registratie

§1 Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de derde dag volgend op de verzending van de kennisgeving, kan een zakelijk gerechtigde bij het college van burgemeester en schepenen beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Dit beroepschrift, dat ingediend wordt met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs, bevat minimaal de volgende gegevens:

                     de identiteit en het adres van de indiener;

                     de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw waarop het beroepschrift betrekking heeft;

                     één of meer bewijsstukken die aantonen dat de opname van het bedrijfsgebouw in het leegstandsregister ten onrechte is gebeurd. De vaststelling van de leegstand kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.

Als het beroepschrift wordt ingediend door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaatstagiair.

De indiener voegt bij het beroepschrift de overtuigingingsstukken die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een bijgevoegde inventaris opgenomen.

Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken beschouwd wordt.

§2 De beroepsinstantie registreert elk inkomend beroepschrift in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroepschrift.

De beroepsinstantie toetst de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

                     het beroepschrift is te laat ingediend of niet ingediend overeenkomstig de bepalingen van artikel 5;

                     het beroepschrift gaat niet uit van een zakelijk gerechtigde als vermeld in artikel 2;

                     het beroepschrift is niet ondertekend.

Als de beroepsinstantie vaststelt dat het beroepschrift onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§3 De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door opsporing van leegstaande, onafgewerkte en/of bedrijfsruimten, gebouwen en woningen. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een bedrijfsruimte, een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Het college doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het beroepschrift.  De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.

Als het college het beroep gegrond acht, of nalaat binnen de termijn van negentig dagen kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een nieuwe beslissing tot opname in de gemeentelijke inventaris.

§4 Indien de beslissing tot opname in de gemeentelijke inventaris niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, neemt de administratie de bedrijfsruimte, het gebouw of de woning in de gemeentelijke inventaris op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand, onafgewerktheid en/of verwaarlozing.

Artikel 6: Schrapping uit het leegstandsregister

§1 Het bedrijfsgebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1,7° aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden of als het gebouw gesloopt werd.

De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie of de dag van de sloop.  De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

§2 Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending.  Dit verzoek bevat:

                     de identiteit en het adres van de indiener;

                     de vermelding van het nummer van de administatieve akte en het adres van het bedrijfsgebouw waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;

                     de bewijsstukken overeenkomstig §1 die aantonen dat het bedrijfsgebouw geschrapt mag worden uit het leegstandsregister.

Als datum van het verzoek wordt de datum van de beveiligde verzending gehanteerd.

De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van 90 dagen na de ontvangst van het verzoek.  De administratie brengt de zakelijk gerechtigde op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.

Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.

 

Artikel 7. Invoegetreding

Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2020.

 

Artikel 8. Bekendmaking

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 20 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 2 onthoudingen (Tom Heyvaert en Ruben Algaba)

 

top

Reglement opname leegstandsregister woningen/gebouwen

MOTIVERING

Feiten en context

Op basis van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond- en Pandenbeleid kunnen gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen bijhouden.

De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden omdat leegstaande woningen en gebouwen leidt tot meer opdrachten voor de gemeenten.

Een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld.

De strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.

Artikel 3.2.17 Decreet Grond- en Pandenbeleid, zoals in werking tot 22 december 2016, voorzag in verbindende minimale bedragen per leegstaand gebouw, leegstaande ééngezinswoning, leegstaande kamer of studentenkamer en andere leegstaande woning. Aangezien de gemeente deze tarieven steeds als billijk heeft ervaren, wenst de gemeente deze gedifferentieerde tarieven te blijven hanteren naar de toekomst toe.

De vrijstellingen van registratie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen, sluiten het best aan bij de noden en het beleid van de gemeente.

Rekening houdend met de financiële toestand van de gemeente.

Gelet op de noodzaak tot aanpassing van het bestaande reglement van 10 maart 2015.

Juridische gronden

Artikels 41, 162 en 170 § 4 van de Grondwet;

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, met latere wijzigingen, en meer specifiek de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de  invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

Het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6., en latere wijzigingen;

Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;

Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2016 houdende subsidiering van (intergemeentelijke) projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, dat gemeenten oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te nemen in een register conform artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid;

Het besluit van de gemeenteraad van 13 september 2016 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid en om het projectvoorstel waarin de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister inbegrepen is door het IGS van Regionaal Woonbeleid Noordwest- Brabant goed te keuren;

Gelet op de noodzaak tot vervanging van het bestaande reglement van 19 september 2017 door de laatste wijzigingen aan het decreet Grond- en Pandenbeleid;

Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;

De omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

 

Advies/argumentatie

Positief advies.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst uit belastingen wordt geraamd op 70.000 euro en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025.

BESLUIT

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De definities uit artikel 1.2. van het decreet Grond- en Pandenbeleid en artikel 2, § 1 van de Vlaamse Wooncode zijn van toepassing. Leegstaande gebouwen en leegstaande woningen zijn gebouwen en woningen zoals omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.

Voor toepassing van dit gemeentelijk reglement voor de opmaak van het leegstandsregister wordt verstaan onder:

1° Administratie: de gemeentelijke dienst, die door het gemeentebestuur belast wordt met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister.

2° Administratieve akte: deze genummerde akte bestaat uit een fotodossier, een beschrijvend verslag met vermelding van de elementen die de leegstand staven en als besluit de beslissing tot opname in het leegstandsregister.

3° Beschrijvend verslag:dit werkinstrument wordt gebruikt ter voorbereiding van de administratieve akte en laat de administratie toe ter plekke vaststellingen te noteren en deze eventueel later aan te vullen met gewijzigde informatie alsook met bezwaren van de zakelijk gerechtigde.

4° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.

5° Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande:

Eengezinswoning: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden.

Appartement/studio: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich meerdere woningen bevinden.

Kamer of studentenkamer: een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;

6° Leegstaande woning: woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie, hetzij elke andere bij gemeentelijke verordening omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt.

7° Leegstaand gebouw: gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.

De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit  een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

8° Leegstand bij nieuwbouw: een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als een leegstaand gebouw of een leegstaande woning beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie.

9° Zakelijk gerechtigde: de houder of medehouder van één van de volgende zakelijke rechten: de volle eigendom, het recht van opstal of van erfpacht; het vruchtgebruik.

10° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijze:

een aangetekend schrijven/een (elektronisch) aangetekende zending; een afgifte tegen ontvangstbewijs, elke andere door de administratie toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.

11° Beroepsinstantie: het college van burgemeester en schepenen.

12° Leegstandsregister: het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in artikel 2.2.6, § 1 van het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009.

13° Opnamedatum: de datum waarop het gebouw of de woning in het leegstandsregister wordt opgenomen.

14° Verjaardag: het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.

 

Artikel 2. Leegstandsregister

§1. De administratie houdt een leegstandregister bij. Het leegstandsregister bestaat uit twee afzonderlijke lijsten:

een lijst “leegstaande gebouwen”;

een lijst “leegstaande woningen”;

Een woning die geïnventariseerd is als ongeschikt en/of onbewoonbaar, wordt niet opgenomen in het leegstandsregister.

§2. In elke lijst worden de volgende gegevens opgenomen:

1 °het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;

de kadastrale gegevens van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;

de identiteit en het (de) adres (sen) van de zakelijk gerechtigde (n);

het nummer en de datum van de administratieve akte;

de indicatie of indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname.

 

Artikel 3. Registratie van leegstand

De administratieve eenheid van de Woonwinkel KLM bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, voor de opsporing en registratie van de leegstand.

§1. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte bestaande uit:

één of meerdere foto’s;

een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven.

De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als opnamedatum.

§2. De leegstand wordt beoordeeld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende niet-limitatieve opsomming:

het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning of van een aangifte als tweede verblijf, en er is – volgens het vergunningenregister- geen recente stedenbouwkundige vergunning gekend van maximum 5 jaar oud;

de onmogelijkheid om het gebouw en/of terrein te betreden, bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang of verzegeling;

het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als “te huur” of “te koop”;

het ontbreken van aansluitingen op de nutsvoorzieningen;

een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten;

de vermindering van het kadastraal inkomen naar aanleiding van leegstand of improductiviteit overeenkomstig artikel 15 WIB 1992;

tekenen van verwaarlozing van het gebouw (vb. ramen stuk/gaten in dak/woning niet meer water en/of winddicht) en/of verwaarlozing omgeving (vb. verwaarloosde tuin);

tekenen van niet-bewoning (vb. rolluiken steeds af, sterk bevuilde ramen; uitpuilende brievenbus…);

getuigenissen: verklaringen van omwonende(n), postbode, wijkagent;

... .

Een gebouw of een woning wordt niet opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister:

*wanneer de zakelijk gerechtigde kan aantonen dat het gebouw of de woning effectief aangewend kan worden conform de functie;

*gedurende een periode van maximum 2 jaar waarin het gebouw of de woonentiteit als “te huur” of “te koop” wordt aangeboden. De startdatum van de periode vangt aan voor nieuwbouw projecten aan op de datum van inschrijving in het bevolkingsregister van de eerste woonentiteit binnen het gebouw. Voor bestaande gebouwen start de periode vanaf de datum uit het bevolkingsregister;

*gedurende een periode van maximum 5 jaar wanneer het gebouw of de woning een afwerkte of nieuwbouw betreft en voor zover de woning nog niet in gebruik geweest is overeenkomstig de vergunde functie.

§ 3. Een ander gebruik van een woning dan effectieve bewoning wordt niet aanvaard als zijnde gebruik van de woning. Als effectieve bewoning geldt zowel het gebruik als hoofdverblijfplaats als het gebruik als tweede verblijfplaats.

Het gebruik van tweede verblijfplaats wordt beoordeeld op basis van een plaatsbezoek en het verbruik van nutsvoorzieningen. Om als tweede verblijfplaats beoordeeld te worden, dient het waterverbruik minimum 30 m³ per jaar te bedragen, het elektriciteitsverbruik minimum 600 kWh per jaar te bedragen of het gasverbruik minimum 2.316 kWh per jaar te bedragen.

 

Artikel 4. Kennisgeving van registratie

De zakelijk gerechtigde wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:

de administratieve akte eventueel met inbegrip van het beschrijvend verslag en het fotodossier

informatie over de gevolgen van de opname in het leegstandsregister

informatie met betrekking tot de beroepsprocedure tegen de opname in het leegstandsregister

informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het leegstandsregister

 

Artikel 5. Beroep tegen registratie

§ 1. Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per (digitale) beveiligde zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs, betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:

de identiteit en het adres van de indiener;

de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;

de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister ten onrechte is gebeurd. De vaststelling van de leegstand kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed;

Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de (digitale) beveiligde zending gehanteerd.

Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.

Aan de indiener van het beroepschrift wordt een ontvangstbevestiging verstuurd.

Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:

*als het te laat is ingediend of niet is ingediend overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 1, of

*als het beroepschrift niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde, of;

* als het beroepschrift niet ondertekend is.

Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.

Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van § 1 niet verstreken is.

De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

§ 2. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.

§ 3. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de administratieve akte.

 

Artikel 6. Schrapping uit het leegstandsregister

§ 1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt overeenkomstig de woonfunctie of als de woning gesloopt werd.

De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie of de dag van de sloop. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte het gebouw ten minste zes opeenvolgende maanden in overeenstemming met de functie wordt gebruikt of wanneer het gebouw gesloopt werd.

De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie of de dag van de sloop. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

§ 2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:

de identiteit en het adres van de indiener;

de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;

de bewijsstukken overeenkomstig paragraaf 1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het leegstandsregister.

Als datum van het verzoek wordt de datum van de beveiligde verzending gehanteerd.

De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van 90 dagen na ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de zakelijke gerechtigde op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.

Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.

§ 3.De administratie kan het gebouw of de woning ambtshalve uit het leegstandsregister schrappen, indien zij vaststelt dat aan de voorwaarden voor de schrapping, vermeld in artikel 6, voldaan is.

 

Artikel 7

Onderhavig reglement treedt in werking op 1 januari 2020.

Het gemeentelijk reglement van 10 maart 2015 wordt opgeheven van zodra onderhavig reglement in werking is getreden.

Artikel 8

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 9

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 16 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 6 onthoudingen (Paul Aerts, Jo Van Den Brande, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Reglement opname verwaarloosde woningen/gebouwen

MOTIVERING

Feiten en context

Het gemeentebestuur Meise wordt belast met het houden van een reglement betreffende verwaarloosde woningen en gebouwen.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, in het bijzonder de artikelen 24 en 25;

Het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse wooncode;

Het bestuursdecreet van 7 december 2018;

Het decreet van 22 december 2017 over het  lokaal bestuur;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;

Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare woningen- en gebouwenbestand niet alleen gebruikt wordt, maar ook in goede staat blijft, omdat verwaarlozing leidt tot verloedering, wat extra taken meebrengt voor de gemeente;

Op basis van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, in het bijzonder de artikelen 24 en 25, kunnen gemeenten een register van verwaarloosde woningen en gebouwen bijhouden;

Er dient een gemeentelijk reglement te worden aangenomen waarin de afbakening van verwaarlozing en de procedure tot vaststelling van verwaarlozing worden vastgesteld;

De strijd tegen de verwaarloosde woningen en gebouwen zal maar een effect hebben als de opname in een verwaarlozingsregister ook leidt tot een belasting;

Overwegende de vrijstellingen van belasting die in dit reglement zijn opgenomen, omdat die het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

Advies/argumentatie

Verwaarlozing van woningen en gebouwen op het grondgebied van de gemeente moet voorkomen en bestreden worden om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan.

Het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen wordt overgeheveld van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau, waarbij de gewestelijke registratie en heffing volledig worden opgeheven.

Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt.

Het is nuttig om een geïntegreerd beleid te voeren ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van woningen en gebouwen.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengsten uit belastingen worden geraamd op 70.000 € en zullen worden opgenomen in het meerjarenplan 202-2025.

BESLUIT

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van dit gemeentelijk reglement voor de opmaak van het register van verwaarloosde woningen en gebouwen wordt verstaan onder:

 

Administratie: de gemeentelijke dienst, die door het gemeentebestuur belast wordt met de opmaak, de opbouw en het beheer van het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, alsmede de administratieve eenheid van de woonwinkel KLM (intergemeentelijk samenwerkingsverband);

Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a)een aangetekend schrijven;

b)een afgifte tegen ontvangstbewijs

c)elke andere door de administratie toegelaten berekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;

Beroepsinstantie: het college van burgemeester en schepenen;

Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

Opnamedatum: de datum waarop de woning of het gebouw opgenomen wordt in het verwaarlozingsregister;

Verjaardag: het ogenblik waarop een nieuwe periode van twaalf maanden verstreken is sinds de opnamedatum, zolang de woning of het gebouw niet uit het verwaarlozingsregister is geschrapt;

Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: de inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;

Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen: het register vermeld in artikel 2 van dit reglement;

10°Verwaarloosde gebouw of woning: een gebouw, ongeacht of het dienst doet als woning, wordt beschouwd als verwaarloosd, wanneer het ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval vertoond aan buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst of dakgoten;

11°Zakelijk gerechtigde: de houder of medehouder van één van de volgende zakelijke rechten:

a)de volle eigendom;

b)het recht van opstal of van erfpacht;

c)het vruchtgebruik.

 

HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN

De administratie bezit de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden voor de opsporing en registratie van verwaarloosde woningen en gebouwen. De onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden worden omschreven in het artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Artikel 2. Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen

 

De administratie houdt een gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen bij.

In dit register worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:

het adres van de verwaarloosde woning of het verwaarloosde gebouw;

de kadastrale gegevens van de verwaarloosde woning of het verwaarloosde gebouw;

de identiteit en het adres van alle zakelijk gerechtigden;

het nummer en de datum van de administratieve akte;

de gebreken en tekenen van verval die aanleiding geven tot de opname ...

 

Artikel 3. Vaststelling van de verwaarlozing

De verwaarlozing van een gebouw of woning wordt vastgesteld van op openbaar domein. De vaststelling gebeurt in een genummerde administratieve akte, aan de hand van het model van technisch verslag dat als bijlage is toegevoegd aan dit reglement. Daarbij geldt een gebrek van categorie I voor één punt, van categorie II voor drie punten, van categorie III voor negen punten. Er is sprake van verwaarlozing als de indicaties in dit verslag een eindscore opleveren van minimaal 12 punten. Aan het verslag wordt minstens één foto van de woning of het gebouw toegevoegd.

 

Artikel 4. Registratie van verwaarloosde woningen en gebouwen

§1. Een woning of een gebouw, waarvan is vastgesteld dat het verwaarloosd is, wordt opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen op datum van de administratieve akte.

§2. Zowel een woning die of een gebouw dat opgenomen is in het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen of woningen als  een woning die opgenomen is in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

 

Artikel 5. Kennisgeving van de registratie

Alle zakelijk gerechtigden worden met een beveiligde zending in kennis gesteld van de opname van de woning of het gebouw in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

Deze kennisgeving bevat:

1° de genummerde administratieve akte eventueel met inbegrip van het technisch verslag;

2° informatie over de gevolgen van de registratie, inclusief verwijzing naar dit reglement;

3° informatie over de beroepsprocedure tegen de opname in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;

4° informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

 

Artikel 6. Beroep tegen de registratie

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 5, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de opname in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:

de identiteit en het adres van de indiener;

de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;

de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen ten onrechte is gebeurd. De vaststelling van de verwaarlozing kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed en verklaring op eer;

Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.

§2. Een laattijdig ingediend beroep tegen een voorgenomen registratie wordt behandeld als een verzoek tot schrapping als vermeld in artikel 7.

§3. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling.

§4. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van orde van negentig dagen, die ingaat de dag na de betekening van het beroepschrift.

§5. Wordt het beroep ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw niet opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

Als er niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen op datum van de administratieve akte.

 

Artikel 7. Schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen

§1. Een woning of een gebouw wordt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen geschrapt wanneer de zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning of het gebouw geen indicaties van verwaarlozing meer vertoont die bij quotering in het model van technisch verslag, vermeld in artikel 3, 9 punten zouden opleveren. In geval van sloop moet alle puin zijn geruimd.

§2. Voor de schrapping uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:

de identiteit en het adres van de indiener;

de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;

de bewijsstukken overeenkomstig paragraaf 1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen; de beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed en verklaring op eer.

Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd. De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen en neemt een beslissing binnen een termijn 90 dagen na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de zakelijk gerechtigde op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending. Als de kennisgeving van haar beslissing niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.

§3. De beroepinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling.

§4. Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 6.

§5. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. De datum van betekening van het verzoek tot schrapping geldt als datum van schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

 

Artikel 8. Invoegetreding

Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2020.

 

Artikel 9

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikels 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330 eerste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 16 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Jacques Wouters, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot), 6 onthoudingen (Paul Aerts, Jo Van Den Brande, Christine De Cubber, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers en Ruben Algaba)

 

top

Reglement op de keuring van de privé-riolering en toezicht openbaar domein

MOTIVERING

Feiten en context

Sinds 8 april 2011 heeft de Vlaamse regering het algemeen waterverkoopreglement ingevoerd. Dit reglement bepaalt dat een keuring van de privéwaterafvoer verplicht moet worden uitgevoerd vanaf 1 juli 2011 bij nieuwbouw of grondige verbouwing.

Met "privé-waterafvoer" wordt bedoeld: de leidingen (op privéterrein) voor waterafvoer (van afvalwater en/of regenwater) tot aan de aansluiting op de openbare riolering.

Meer bepaald is de keuring van de privéwaterafvoer verplicht :

1. voor de eerste ingebruikname

2. bij belangrijke wijzigingen

3. na vaststelling van een inbreuk op de gelijkvormigheid, op verzoek van de exploitant

4. bij de aanleg van een gescheiden riolering op het openbaar domein, met de verplichting af                             te koppelen op privédomein, conform de bepalingen van Vlarem. 

De keuring dient te gebeuren door een erkend keurder. Bij de keuring wordt op het privédomein nagekeken of enerzijds de scheiding van afval- en regenwater en anderzijds de aansluiting van beide waterstromen op de openbare riolering, conform is met de wettelijke en technische voorschriften. Als de privéwaterafvoer wordt goedgekeurd, levert de keurder een keuringsattest af aan de klant of titularis.

Pas na de voorlegging van een positief keuringsattest, zal een aansluiting of een heraansluiting op de openbare riolering gebeuren door de rioolbeheerder.

In de praktijk wordt vastgesteld dat de aansluitingen vaak niet gebeuren door of in opdracht van de rioolbeheerder, maar door of in opdracht van de bouwheer, die desgevallend al dan niet in het bezit is van een positief keuringsattest. Wanneer aan de rioolbeheerder (in casu de gemeente) geen attest wordt voorgelegd, kan ook geen toezicht uitgeoefend worden op de correcte aansluiting van afvalwater en op de correcte scheiding.

Daarnaast wordt regelmatig vastgesteld dat bij bouwwerken schade aan het openbaar domein wordt aangebracht. In de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde gesteld dat de bouwheer voorafgaand aan de aanvang der werken dient te zorgen voor een gedetailleerde plaatsbeschrijving met fotoreportage van het openbaar domein dat grenst aan het bouwperceel en dat in samenwerking met de gemeentelijke dienst openbare werken waarbij in geval de gemeentelijke dienst nadien beschadigingen vaststelt ten opzichte van de oorspronkelijke plaatsbeschrijving, de bouwheer integraal aansprakelijk kan gesteld worden voor de desbetreffende herstelling(en). Bij gebrek aan een plaatsbeschrijving - voor de aanvang der werken – wordt het openbaar domein geacht in een goede staat te zijn.

In de praktijk wordt vastgesteld dat er vaak geen plaatsbeschrijving wordt opgemaakt en de controle nadien ook niet consequent gebeurt.

Het invoeren van de verplichting om bij een omgevingsvergunning een waarborg te stellen voor het overmaken van een positief keuringsattest van de riolering en het respecteren van de toestand van het openbaar domein kan een oplossing bieden voor hogervermelde vaststellingen.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting en het algemeen waterverkoopreglement, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2013, het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2016 en het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019.

Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en uitvoeringsbesluiten.

Advies/argumentatie

Gunstig advies van de diensten openbare werken, ruimtelijke ordening en leefmilieu.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengsten zullen worden voorzien in het meerjarenplan 2020-2025 onder algemene rekeningnummers 73301000 en 73699000.

BESLUIT

REGLEMENT AANGAANDE DE NALEVING VAN DE KEURING VAN DE PRIVÉWATERAFVOER EN HET TOEZICHT OP HET OPENBAAR DOMEIN

 

Toepassingsgebied:

Huidig reglement is van toepassing op de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt afgeleverd en geldt onverminderd de verplichtingen inzake keuring van de privéwaterafvoer opgelegd door de Vlaamse regering.

 

HOOFDSTUK 1 : KEURING OP DE PRIVE-WATERAFVOER

 

1.1

De keuring van de privé-waterafvoer ingevolge toepassing van het besluit van 8 april 2011 van de Vlaamse Regering en latere wijzigingen, dient te gebeuren door een erkend keurder en houdt minstens volgende controlepunten in:

a. correcte scheiding van het private afval- en regenwatercircuit;

b. correcte aansluiting van toestellen(toilet, bad, ... ) op de circuits;

c. correcte aansluiting van de afvoer van het hemelwater van verharde oppervlaktes;

d. correcte aansluiting van de infiltratie- en drainagevoorzieningen;

e. aanwezigheid en grootte van een septische put;

f. aanwezigheid en grootte van een hemelwaterput, indien verplicht;

g. correcte aansluiting en grootte van de individuele afvalwaterbehandelingsinstallatie (IBA).

 

1.2

Het door de erkende keurder afgeleverd positief keuringsattest wordt aan de gemeentelijke dienst openbare werken bezorgd. Pas na ontvangst van een positief keuringsattest wordt de aansluiting op de openbare riolering door de gemeente ingepland en uitgevoerd. De aanrekening van de kosten van de aansluiting op de openbare riolering gebeurt volgens het terzake geldende belastingreglement.

 

HOOFDSTUK 2:  TOESTAND VAN HET OPENBAAR DOMEIN

2.1

Uiterlijk bij de melding van de aanvang der werken, wordt een plaatsbeschrijving van het openbaar domein dat grenst aan het (bouw)perceel waarop de omgevingsvergunning is afgeleverd, overgemaakt aan de gemeente. Bij gebreke aan overmaken van een plaatsbeschrijving van het openbaar domein, wordt het openbaar domein geacht in onberispelijke staat te zijn.

 

 

HOOFDSTUK 3:  WAARBORG

3.1

De naleving van de verplichtingen vermeld in hoofdstukken 1 en 2 inzake keuring op de privé-waterafvoer en de toestand van het openbaar domein, wordt ondersteund door de betaling van een waarborg.

De waarborg, waarvan de modaliteiten hierna bepaald, dient door de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de omgevingsvergunning is afgeleverd, gestort te worden voor de aanvang van de uitvoering van de omgevingsvergunning.

 

3.2

Het bedrag van de waarborg wordt afzonderlijk vastgesteld:

a.Voor de keuring op de privé-waterafvoer

b.Voor de toestand van het openbaar domein

Indien van toepassing, zijn beide waarborgen te cumuleren.

 

3.3

De volgende waarborgen zullen moeten gesteld worden:

A.Voor een conforme keuring en aansluiting van de privé-waterafvoer :

a. -€ 300 voor de aansluiting van het hemelwater van een woongelegenheid

-€ 300 voor de aansluiting van het huishoudelijk afvalwater van een woongelegenheid

Indien via één aansluiting van het huishoudelijk afvalwater meerdere woongelegenheden worden aangesloten, wordt dit bedrag verhoogd met € 150 per bijkomende woongelegenheid.

Onder “wooneenheid” wordt verstaan: elke eenheid in een onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

b.Voor omgevingsvergunningen voor gebouwen of gebouweenheden die niet bestemd zijn voor wonen, wordt de waarborg als volgt bepaald:

- € 450 voor de aansluiting van het hemelwater van een bedrijfsentiteit

- € 450 voor de aansluiting van het huishoudelijk of bedrijfsafvalwater van een bedrijfsentiteit.

 

B. voor de toestand van het openbaar domein

Ter garantie van de toestand van het openbaar domein dient een forfaitaire som van 500 euro gestort te worden.

 

3.4 : Teruggave van de waarborg

a.De waarborg voor de conforme keuring en aansluiting van de privé-waterafvoer wordt door de gemeente teruggestort na overmaken van het positief keuringsattest, aansluiting van de privé-wateraanvoer en na ontvangst van de betaling van de kosten van de aansluiting op de openbare riolering.

 

b.De waarborg voor de toestand van het openbaar domein wordt vrijgegeven na de melding van beëindiging van de werken waarvoor de vergunning werd afgeleverd en nadat door de gemeente werd vastgesteld dat er geen (bijkomende) schade aan het openbaar domein is aangebracht. Bij vaststelling van (bijkomende) schade aan het openbaar domein, zal een vorderingsstaat opgemaakt worden voor het herstel van de schade, waarbij de waarborg – zonder dat hiervoor het uitdrukkelijk akkoord van de waarborgsteller vereist is- kan aangewend worden voor betaling van de vorderingsstaat.

 

HOOFDSTUK 4: BEKENDMAKING EN INWERKINGTREDING

Dit reglement zal worden bekend gemaakt overeenkomstig de artikelen 286 en 287 van het Decreet Lokaal Bestuur en treedt in werking voor omgevingsvergunningen afgeleverd vanaf 1 januari 2020.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Verkoop deel perceel grond aan de Klepperstraat voor de plaatsing van een nieuwe elektriciteitscabine

MOTIVERING

Feiten en context

Op 7 juni 2019 meldde Fluvius de dringende noodzaak tot vervanging van de schakelkast langsheen het Gemeenteplein, waarbij ze een locatie zocht voor het plaatsen van een cabine van 4,40 meter op 10 meter met een hoogte van 3,20 meter.

Het College gaf in zitting van 20 augustus 2019 de voorkeur voor de plaatsing van een nieuwe elektriciteitscabine op het terrein naast het kerkhof van Wolvertem in de Klepperstraat, kadastraal gekend als Meise, 2°afdeling, sectie F 556/B, en dit zo ver mogelijk verwijderd van het huidige kerkhof. Als voorwaarde werd tevens gesteld dat na afwerking van de nieuwe cabine de oude elektriciteitscabine aan het kruispunt met de Oppemstraat en de Brussegemsesteenweg zou afgebroken worden en de site in zijn oorspronkelijke staat zou hersteld worden. Deze beslissing werd aan Fluvius overgemaakt.

Bij mail van 28 oktober 2019 maakt Fluvius een meetplan, een waardebepaling en een voorstel van overeenkomst voor de aankoop van een perceel grond over.

Juridische gronden

Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017.

Omzendbrief KB/ABB 2019 van het Agentschap Binnenlands Bestuur over de transactie van onroerende goederen door lokale en provinciale besturen en door besturen van erkende erediensten.

Advies/argumentatie

Fluvius heeft een waardebepaling laten uitvoeren door het landmeterskantoor Drawing Assistance bvba. In het verslag van waardebepaling wordt verkeerdelijk vermeld dat het goed niet gelegen zou zijn in een BPA, RUP, GRUP of PRUP wat "projectontwikkeling onmogelijk maakt". Het terrein is immers wel gelegen in het RUP Sancta Maria, deelzone Dienstenzone 3: "zone voor gemeenschaps-en nutsvoorzieningen" met bestemming van gemeentelijke begraafplaats. Of de ligging in het RUP de waardebepaling zou wijzigen, is niet gekend. De waarde wordt bepaald op 7,5 Euro/m², zijnde een totale venale waarde voor de verkoop van 1.330,5 Euro.

In de ontwerpovereenkomst voor de aankoop van de grond werd geen melding gemaakt van de voorwaarde gesteld door het College om de huidige elektriciteitscabine af te breken en de site te herstellen. Er wordt dan ook geadviseerd om in de verkoopsovereenkomst volgende bepaling toe te voegen : "Naast de betaling van de verkoopprijs, zal de koper na de afwerking van de nieuw op te richten elektriciteitscabine de oude elektriciteitscabine die zich bevindt op het hoekperceel aan het kruispunt van de Oppemstraat en de Brussegemsesteenweg afbreken en de site herstellen door het zaaien van gras."

 

Financiële gevolgen

Het krediet is voorzien in het budget 2019.

BESLUIT

Artikel 1

De gemeenteraad gaat akkoord met de verkoop van deel van het perceel grond gelegen aan de Klepperstraat, kadastraal gekend als Meise, 2°afdeling, sectie F 556/B,voor de plaatsing van een nieuwe elektriciteitscabine, met een oppervlakte van 177,40 m² aan de prijs van 1330,5 euro.

Artikel 2

Het opmetingsplan en de aangepaste verkoopsovereenkomst worden goedgekeurd.

Artikel 3

De burgemeester en algemeen directeur worden gemachtigd de verkoopsovereenkomst namens de gemeente te tekenen.

Artikel 4

Aan Fluvius worden de opmerkingen aangaande de bestemming van het onroerend goed en de voorgestelde aanpassingen aan de verkoopsovereenkomst overgemaakt.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Verkavelingsvergunning 799: goedkeuring overeenkomst Borreweide en Steenhuffelstraat

MOTIVERING

Feiten en context

Deze overeenkomst is beperkt tot de voorwaarden waarvoor de gemeenteraad de bevoegdheid heeft. Voorwaarden met betrekking tot stedenbouwkundige aspecten behoren tot de bevoegdheid van het schepencollege en worden bijgevolg niet opgenomen in deze overeenkomst.

Er werd een verkavelingsaanvraag ingediend voor percelen gelegen langsheen Borreweide en Steenhuffelstraat, kadastraal bekend onder (afd. 2) sectie C 168 E, (afd. 2) sectie C 178 D2, (afd. 2) sectie C 179 E en (afd. 2) sectie C 396 V2.

Door de technische dienst werd een ontwerpovereenkomst opgesteld in verband met het verkavelen in 3 loten voor open bebouwing en 8 loten in halfopen bouworde.

Deze overeenkomst zal integraal deel uitmaken van de verkavelingsvergunning.

Juridische gronden

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inclusief de wijzigingsdecreten.

Advies/argumentatie

Voorwaardelijk gunstig.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

De ontwerpovereenkomst zoals opgesteld door de technische dienst wordt goedgekeurd en overgemaakt aan de aanvrager.

Artikel 2

De algemeen directeur en burgemeester worden gevraagd deze overeenkomst namens het bestuur te ondertekenen.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Onderhouds- en energieprestatiecontract voor de gemeentelijke gebouwen van Londerzeel en Meise - Verrekening hoogspanningscabine zwembad en aanpassingen bestrijding legionella

MOTIVERING

Feiten encontext

Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 18 december 2017 om de opdracht “Onderhouds- en energieprestatiecontract voor de gemeentelijke gebouwen van Londerzeel en Meise” toe te wijzen aan COFELY SERVICES NV, World Trade Center- Tower 1, Koning Albert II-laan 30 te 1000 Brussel tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van €9.498.762,55 incl. BTW.

Ondertussen zijn bijna alle investeringswerken uitgevoerd voor gemeente en OCMW Meise.

De voornaamste investering die nog dient te gebeuren is het plaatsen van zonnepanelen en een WKK (warmtekrachtkoppeling) op de site zwembad/sporthal/Leertuin. Om deze werken te kunnen uitvoeren dient eerst de hoogspanningscabine te worden gesaneerd. Hiervoor heeft Engie Cofely een verrekening opgesteld voor een bedrag van €69.470,29 excl. btw voor het vernieuwen van de volledige inrichting van de cabine, het algemeen laagspanningsbord en het plaatsen van een noodstroomaggregaat tijdens de werken.

Daarnaast dienen de sanitaire installaties in de Sportschuur, de Nekker en het Frans Lathouwersstadion te worden aangepast om de legionella te kunnen beheersen. Hiervoor heeft Engie Cofely een verrekening opgesteld om de leidingen aan te passen en mengkranen bij te plaatsen:

Sportschuur: €9.684,56 excl. btw;

De Nekker: €7.830,00 excl. btw;

Frans Lathouwersstadion: €14.311,68 excl. btw.

 

Dit geeft volgende wijzigingen:

HV in meer

 

€ 101.296,53

Totaal excl. btw

=

€ 101.296,53

Btw

+

€ 21.272,27

TOTAAL

=

€ 122.568,80

 

Juridische gronden

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, inzonderheid artikels 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.

Het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.

De wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 26, § 2, 3° (wegens de aard van de te verlenen diensten kunnen de specificaties voor de opdracht niet voldoende nauwkeurig worden vastgesteld om de opdracht volgens openbare of niet-openbare procedures te kunnen plaatsen) en artikel 26, §1, 2°, a, en inzonderheid artikel 38 die een gezamenlijke uitvoering van diensten voor rekening van verschillende aanbestedende overheden toelaat.

De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.

Het koninklijk besluit van 15 juli 2011 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.

Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 38/2 (Onvoorzienbare omstandigheden in hoofde van de aanbesteder).

Advies/argumentatie

Gunstig advies van de technische dienst aangezien het saneren van de hoogspanningscabine noodzakelijk is om de energiebesparende maatregelen te kunnen realiseren en de sanitaire installaties van de sportgebouwen moeten worden aangepast om de legionella te kunnen beheersen. In het kader van het onderhoudscontract is toewijzing aan Engie Cofely een logische beslissing aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de technische installaties.

Financiële gevolgen

De uitgave voor deze opdracht wordt voorzien in het budget 2020 en het meerjarenplan.
Een aanvraag tot het verkrijgen van het vereiste visum werd ingediend op 26 november 2019.
De financieel directeur verleende visum op 16 december 2019.

BESLUIT

Artikel 1

Goedkeuring wordt verleend aan de verrekening voor de hoogspanningscabine zwembad en aanpassingen bestrijding legionella van de opdracht “Onderhouds- en energieprestatiecontract voor de gemeentelijke gebouwen van Londerzeel en Meise” voor het totaal bedrag in meer van € 101.296,53 excl. btw of € 122.568,80 incl. 21% btw.

Artikel 2

De uitgave voor deze verrekening is te voorzien in het budget 2020 en het meerjarenplan.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Afbraakwerken site Sancta Maria - Goedkeuring aangepaste raming

MOTIVERING

Feiten en context

In het kader van de opdracht “Afbraakwerken site Sancta Maria” werd een bestek met nr. 2019546 opgesteld door de Technische Dienst.

De uitgave voor deze opdracht werd geraamd op € 82.600,00 excl. btw of € 99.946,00 incl. 21% btw.

De gemeenteraad verleende in zitting van 21 oktober 2019 goedkeuring aan de lastvoorwaarden, de raming en de plaatsingsprocedure van deze opdracht, met name de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.

Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 28 oktober 2019 om de plaatsingsprocedure te starten en volgende ondernemers uit te nodigen om deel te nemen aan de onderhandelingsprocedure:
- COSMO BVBA, Fabriekstraat 47 te 9200 Baasrode;
- AANNEMINGEN BOSSCHAERT NV, 'T Hoge 114 te 8500 Kortrijk;
- CROES BVBA, Ganzenweg 9 te 3450 Geetbets;
- ACLAGRO nv, INDUSTRIEWEG 74 te 9032 Wondelgem;
- De Meuter, Assesteenweg 117A/8 te 1740 Ternat;
- Abinfra, Varendonckstraat 8 te 2040 Antwerpen.

De offertes dienden het bestuur ten laatste op 25 november 2019 om 10.00 uur te bereiken.

De verbintenistermijn van 120 kalenderdagen eindigt op 24 maart 2020.

Er werden 2 offertes ontvangen:
- ACLAGRO nv, INDUSTRIEWEG 74 te 9032 Wondelgem (€ 139.740,50 excl. btw of € 169.086,01 incl. 21% btw);
- De Meuter, Assesteenweg 117A/8 te 1740 Ternat (€ 129.047,93 excl. btw of € 156.148,00 incl. 21% btw);

De Technische Dienst stelt voor om, rekening houdende met het voorgaande, deze opdracht te gunnen aan de economisch meest voordelige bieder (op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding), zijnde De Meuter, Assesteenweg 117A/8 te 1740 Ternat, tegen het nagerekende offertebedrag van € 129.047,93 excl. btw of € 156.148,00 incl. 21% btw mits het verkrijgen van een visum.

De offerte van deze inschrijver is regelmatig, doch het gunningsbedrag excl. btw (€ 129.047,93) overschrijdt de goedgekeurde raming (€ 82.600,00) met 56,23%.

Er is geen aanleiding om deze opdracht niet te gunnen.

Juridische gronden

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.

Het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.

De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.

De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 42, § 1, 1° a) (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van € 144.000,00 niet).

Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.

Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 90, 1°.

Advies/argumentatie

Gunstig advies van de Technische Dienst voor goedkeuring van de aangepaste raming aangezien de ingediende offertes in dezelfde prijsklasse zitten.

De hogere prijs is te wijten aan de aanwezigheid van veel asbesthoudende materialen in de af te breken gebouwen.

Aangezien het gaat om een onderhandelingsprocedure kan de technische dienst nog onderhandelen met de inschrijvers om de prijs te drukken.

Financiële gevolgen

De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2019, op budgetcode GEM/22200000/0220 (actie 1419/007/002/001/017).

De uitgave dient te worden voorzien in het budget 2020.

Budgetsleutel

Acties

Beschikbaar budget

GEM/22200000/0220

1419/007/002/001/017

€ 100.000,00

BESLUIT

Artikel 1

De aangepaste raming van € 129.047,93 excl. btw of € 156.148,00 incl. 21% btw voor de opdracht “Afbraakwerken site Sancta Maria” wordt goedgekeurd.

Artikel 2

De uitgave voor deze opdracht is te voorzien in het investeringsbudget van 2020.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Restauratie van de beschermde St-Elooikapel - Goedkeuring lastvoorwaarden en gunningswijze

MOTIVERING

Feiten en context

In het kader van de opdracht “Restauratie van de beschermde St-Elooikapel” werd een bestek met nr. 2019572 opgesteld door de Architect Katelyn Verhasselt, Steenweg op Merchtem 52 bus 3 te 1780 Wemmel.

De uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op € 210.730,00 excl. btw of € 254.983,30 incl. 21% btw.

De financiering van dit krediet gebeurt met gedeeltelijke subsidies van het Vlaams Gewest (80%) en het saldo is ten laste van ons bestuur;

De subsidies voor deze werken werden goedgekeurd bij ministrieel besluit van 10 februari 2017.

Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de openbare procedure.

Juridische gronden

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.

Het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.

De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.

De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 36.

Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.

Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.

Advies/argumentatie

Positief advies van de technische dienst.

Financiële gevolgen

De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2019, op budgetcode GEM/22199500/0720 (actie 1419/007/002/002/007).

De uitgave is voorzien in het budget.

Budgetsleutel

Acties

Beschikbaar budget

GEM/22199500/0720

1419/007/002/002/007

€ 255.000,00

BESLUIT

Artikel 1

Het bestek met nr. 2019572 en de raming voor de opdracht “Restauratie van de beschermde St-Elooikapel”, opgesteld door de Technische Dienst worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt € 210.730,00 excl. btw of € 254.983,30 incl. 21% btw.

Artikel 2

Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de openbare procedure.

Artikel 3

De aankondiging van de opdracht wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.

Artikel 4

De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2019, op budgetcode GEM/22199500/0720 (actie 1419/007/002/002/007).

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Gemeentelijk Nood- en interventieplan - Verlenging contract Haviland - ondersteuning van de noodplanningscoördinator

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeente Meise maakt sinds 2008 gebruik van de ondersteunende dienst voor noodplanning van Haviland.

Het vorige contract liep tot 31 december 2018 en werd met 1 jaar verlengd tot 31 december 2019.

Juridische gronden

Het principieel akkoord van het college van burgemeester en schepenen van 14 juli 2008 met het voorstel van Intercommunale Haviland om ondersteuning te bieden aan de gemeentelijke noodplanambtenaren.

De gemeenteraadsbeslissing van 28 augustus 2008 houdende de goedkeuring van de voorwaarden voor het gebruik van de ondersteunende dienst voor noodplanambtenaren, opgericht door Intercommunale Haviland.

De collegebeslissing van 12 november 2012, houdende de verlenging van het contract voor 3 jaar.

De raadsbeslissing van 15 december 2015, houdende de nieuwe verlenging van het contract voor 3 jaar.

De raadsbeslissing van 18 februari 2019, houdende de verlenging van het contract voor 1 jaar, tot en met 31 december 2019.

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

De wet inzake overheidsopdrachten van 17 juni 2016, in het bijzonder artikel 30 waarin de in house - opdracht wordt omschreven.

Advies/argumentatie

De gemeentelijke ingenieur is momenteel aangesteld als noodplanningscoördinator.

Gezien zijn reeds voltijdse functie als ingenieur en in afwachting van de aanstelling van een noodplaningscoördinator, is het wenselijk om het contract met Haviland opnieuw te verlengen.

De voorwaarden blijven identiek, met name een financiële bijdrage van 8.400 euro/ jaar (excl.btw), voor dekking van volgende dienstverlening:

         Studie en opvolging van de wetgeving inzake noodplanning en informatieverstrekking dienaangaande;

         Adviesverlening aan en ondersteuning van de noodplanningscoördinator bij het vervolledigen van het nood- en interventieplan (NIP) en de te ondernemen voorbereiding dienaangaande (risico- analyse, uitbouw psychosociaal hulpverlengingsnetwerk (PSH), …);

         Sturing en begeleiding bij het opstellen van een communicatieplan;

         Begeleiding bij de vergaderingen van de veiligheidscel;

         Periodiek overleg met de noodplanningscoördinator met het oog op follow- up en actualisering van de in het NIP opgenomen gegevens;

         Ad hoc overleg met andere locale autoriteiten (burgemeester, algemeen directeur, …) indien de concrete situatie dit vereist;

         Contacten en interface met derden zoals de provincie, de Federaal Gezondheidsinspecteur, Fluxys, …;

         Begeleiding bij de uitwerking en coördinatie van oefeningen;

         Analyse van specifieke risico’s, eigen aan de gemeente;

         Kritisch opvolgen van ontwikkelingen op het gebied van veiligheid.

Financiële gevolgen

De bijdrage bedraagt 8.400 euro (excl. btw) per jaar.

Het budget wordt voorzien in het meerjarenplan 2020 - 2025.

BESLUIT

Artikel 1

Het contract met Haviland ter ondersteuning van de gemeentelijke noodplanningscoördinator wordt verlengd voor 1 jaar.

Artikel 2

Intercommunale Haviland wordt van deze beslissing in kennis gesteld.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Gemeentelijk subsidiereglement voor lokale sportverenigingen

MOTIVERING

Feiten en context

In navolging van de installatie van het nieuwe bestuur op 01/01/2019 moeten alle reglementen herzien worden.

Juridische gronden

Het Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.

De gemeenteraad keurde in zitting van 08/03/2016 de versie 2016 goed van het "Subsidiereglement sportverenigingen'.

Beslissing van het schepencollege in zitting van 16 september 2019 betreffende de organisatie van de evenementen van de dienst vrije tijd.

Advies/argumentatie

De sportdienst en sportraad in vergadering van 8 oktober 2019 stellen voor om volgende zaken aan te passen aan artikel 11 van het reglement:

Indien meer leden woonachtig zijn in niet-Meise, wordt het aantal leden bepaald aan de hand van 2 x aantal leden woonachtig in Meise.
Aan te passen als volgt:

Enkel leden woonachtig in Meise komen in aanmerking voor toekenning van subsidiepunten.

De punten worden toegekend aan trainers die een heel jaar (seizoen) ten dienste staan van de vereniging in blokken van 2 uur per trainersniveau per week.
Aan te passen als volgt:

De punten worden toegekend aan trainers die een heel jaar (seizoen) ten dienste staan van de vereniging per uur per trainersniveau per week.

Volleybaltornooi, Zaalvoetbaltornooi, Badmintontornooi, Start to run
Mede-organisatie en ganse dag aanwezig met voldoende personen om de organisatie vlot te laten verlopen: 10 punten
Aan te passen als volgt:

Clubs die de gehele organisatie van een zaalvoetbal-volleybal-badmintontornooi of Start to run op zich nemen ontvangen hiervoor een forfaitair bedrag van 500 euro. De gemeente staat enkel in voor het gratis ter beschikkingstelling van de nodige sportaccomodatie(s).

Om de twee jaar dient de helft van de clubs van de sportraad twee leden en een reserve aan te duiden om een halve dag te helpen bij de organisatie van de recreathlon.
WORDT VERWIJDERD

Subsidie voor het bijwonen van door de Regio Noord West Brabant of sportdienst Meise ingerichte info-avonden.
De regio Noord West Brabant of sportdienst Meise richt jaarlijks info-avonden in binnen deze regio.
Aan te passen als volgt:

Subsidie voor het bijwonen van door de sportraad of sportdienst Meise ingerichte info-avonden.

Voor de uitgifte van een clubblad: maximum 4 punten per jaar
Communicatie via Facebook of website: maximum 4 punten per jaar
Voor het totaal: maximum 12 punten per jaar
De punten worden als volgt verdeeld:
Voor een nieuwsbrief die minstens 1 maal per maand opgestuurd wordt ontvangt men 4 punten. Er moeten minstens 2 nieuwsbrieven per jaar opgestuurd worden.
Bijv. stuurt men 2 nieuwsbrieven per jaar, ontvangt men 1/12 x 2 = 0,66 punten enz.
Opmerking: De verenigingen die een nieuwsbrief naar hun leden zenden zijn verplicht de lijst van gemeentelijke sportorganisaties die zij van de sportdienst zullen ontvangen minstens 1 maal per jaar in hun nieuwsbrief op te nemen.
Voor de uitgifte van een clubblad met een uitgave om de maand ontvangt de club 4 punten. Er moeten minstens 2 clubbladen per jaar opgestuurd worden.
Bijv. stuurt men 2 clubbladen per jaar ontvangt men 1/12 x 2 = 0,66 punten enz.
De verenigingen die een website bezitten zijn verplicht de lijst van gemeentelijke sportorganisaties die zij van de sportdienst zullen ontvangen op hun website te publiceren met een link naar de gemeentelijke website www.meise.be.
Een kopie van elke uitgave van het clubblad en van de e-mail nieuwsbrief dient aan de sportdienst gezonden te worden als bewijsstuk.
Aan te passen als volgt:

Voor de uitgifte van een clubblad minimum 3x/jaar:  4 punten
Eigen aan de club een Facebook pagina of website die steeds geüpdated is: 4 punten
De verenigingen die een eigen website, Facebook of clubblad bezitten zijn verplicht de lijst van gemeentelijke sportorganisaties die zij van de sportdienst zullen ontvangen op hun website te publiceren met een link naar de gemeentelijke website www.meise.be
Een kopie van elke uitgave van het clubblad dient aan de sportdienst gezonden te worden als bewijsstuk.

Financiële gevolgen

Het krediet is voorzien in het budget 2019.

Budgetsleutel

Actie

Beschikbaar budget

AR 64910000

BC074099

1419/005/006/001/001

Voldoende

BESLUIT

Artikel 1

De gemeenteraad keurt het "Gemeentelijk subsidiereglement voor lokale sportverenigingen " goed.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement voor sportpromotionele evenementen

MOTIVERING

Feiten en context

De sportdienst organiseert naar jaarlijkse gewoonte, met succes, meerdere sportinitiatieven voor verschillende doelgroepen.

De deelnemers dienen hiervoor een bepaalde retributie te betalen.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur bepaalt dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen, waaronder het gemeentelijke belasting- en retributiereglement, vaststelt.

Decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid.

 

Advies/argumentatie

De seniorenraad gaf een positief advies op het voorstel van de sportdienst om de gemeentelijke seniorensportdag te laten plaatsvinden op een dinsdag i.p.v. op een woensdag om zo het potentieel aantal deelnemers te verhogen. Wegens de bereiding van de schoolmaaltijden en de bezetting van de refter op dinsdag zal de uitbater van Barmaas instaan voor het bereiden van belegde broodjes aan de deelnemers. Tijdens de muzikale afsluiter zal er taart en koffie aangeboden worden, eveneens verzorgd door de uitbater van Barmaas.

Aangezien het gebruik van de keuken en refter van de Leertuin bij dit voorstel geen noodzaak meer is, kan er worden gestreefd naar een beurtelingse organisatie van de seniorensportdag in de sportschuuur Wolvertem en in de sporthal Meise naar analogie met het zaalvoetbal-, volleybal- en het petanquetornooi

Er wordt een gadget voorzien voor elke speler tijdens het petanquetornooi in Meise en elke deelnemer aan de sessie 'start to fit' ter gelegenheid van de 25° editie.

Financiële gevolgen

Het krediet voor de aankoop van gadgets is voorzien in het budget 2020

Budgetsleutel

Actie

Beschikbaar budget

AR 60101000       BC 074099

AR 60101000       BC 074099

1419/005/001/002/007

1419/005/001/003/002

€ 450,00

€ 300,00

BESLUIT

Artikel 1

De gemeenteraad keurt de retributies voor de sportpromotionele evenementen 2020, georganiseerd door de gemeentelijke sportdienst, als volgt goed:

25°Petanquetornooi Meise: 12,00 euro / triplet (incl. 3 consumpties / triplet + gadget)

3° Petanquetornooi Wolvertem: 12,00 euro / triplet (incl. 3 consumpties / triplet)

31° Recreatlon: 15,00 euro / deelnemer of 20,00 euro / team (incl. 1 consumptie / deelnemer + 1 herinneringsmedaille)

19° Het Lint van Meise: 3,00 euro / kind

3° Springkastelenfestival: gratis (samen met de Buitenspeeldag)

6° Kleuterhappening: 3 euro / kind

25° Start to fit: 2,50 euro / deelnemer / les (incl. gadget)

24° Sporteldag : 10 euro / deelnemer (incl. 2 koffies, 1 aperitief, 2 belegde broodjes, 1 stuk taart, 1 consumptie).

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement zwembad

MOTIVERING

Feiten en context

In navolging van de installatie van het nieuwe bestuur op 1 januari 2019 moeten alle reglementen in de loop van 2019 herzien worden.

Juridische gronden

De gemeenteraad keurde in zitting van 13 mei 2014 de tarieven zwembad De Wauwer Meise goed, met ingang vanaf 1 augustus 2014.

De gemeenteraad keurde in zitting van 14 maart 2017 de tarieven zwembad De Wauwer voor schoolzwemmen goed, met ingang vanaf 1 september 2017.

Het schepencollege besliste in zitting van 4 juni 2018 dat vanaf 1 januari 2019 de European Disabilty Card (EDC) als bewijs zal gevraagd worden om gratis of aan een verminderd tarief te komen zwemmen in het zwembad De Wauwer.

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Advies/argumentatie

Het is gerechtvaardigd om een billijke financiële tussenkomst te vragen aan al wie beroep doet op de dienstverlening van de gemeente Meise.

De gemeente Meise moet haar budget in evenwicht houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst voor het publiek zwemmen wordt geraamd op 86.000,00 euro. De jaarlijkse opbrengst voor het schoolzwemmen wordt geraamd op 50.000,00 euro.

BESLUIT

Artikel 1: Publiek zwemmen

Inwoners Meise en Merchtem

Eenmalige zwembeurt

10 beurtenkaart

Jaarabonnement

Baby

gratis

gratis

gratis

Kind / Volwassene (lid Gezinsbond) / Senior

€ 1,70

€ 13,00

€ 65,00

Kind (lid Gezinsbond)

€ 1,30

€ 10,00

€ 50,00

Volwassene

€ 2,60

€ 20,00

€ 100,00

Daluren

-

€ 10,00

-

Houder EDC

gratis

gratis

gratis

 

Niet inwoners Meise

Eenmalige zwembeurt

10 beurtenkaart

Jaarabonnement

Baby

gratis

gratis

gratis

Kind / Volwassene (lid Gezinsbond) / Senior

€ 3,00

€ 23,00

€ 115,00

Kind (lid Gezinsbond)

€ 2,00

€ 18,00

€ 90,00

Volwassene

€ 4,50

€ 36,00

€ 180,00

Houder EDC

€ 2,00

€ 18,00

€ 90,00

         De leeftijdsgrenzen worden als volgt vastgelegd:

          Baby: min 3 jaar

          Kind: 3 - 15 jaar

          Volwassene: 16 - 59 jaar

          Senior: plus 60 jaar

         De gemeente Merchtem past een deel van de inkomprijs van haar inwoners bij. Dit is het verschil tussen het tarief "Inwoners Meise en Merchtem" en het tarief "Niet inwoners Meise".

         De voorwaarden voor het gebruik van een daluren 10 beurtenkaart worden als volgt vastgelegd:

          Voorbehouden voor inwoner Meise

          Dinsdag van 16u00 tot 17u00 + donderdag en vrijdag van 15u00 tot 17u00

          Toegang met daluren 10 beurtenkaart wordt toegestaan tot 16u30

          Tijdens schoolvakanties worden geen daluren 10 beurtenkaarten aanvaard

Artikel 2: Schoolzwemmen

School binnen de gemeente Meise

€ 1,00

School buiten de gemeente Meise

€ 1,80

         Een zwembeurt voor het schoolzwemmen duurt in regel 30 minuten.

          De scholen/klassen die op dit moment langer zwemmen (school St. Donatus, technische school Merchtem en 1e leerjaar VBS Sinte Maarten) behouden deze uitzondering, voor zover dit kan ingepast worden in het uurrooster. Bij nieuwe aanvragen wordt de duur van een zwembeurt vastgelegd op 30 minuten.

Artikel 3: Zwemmen speelplein De Spin

 

Eenmalige zwembeurt per kind

Kind (buiten publieke uren, redder gemeente Meise)

€ 1,00

Artikel 4

Dit retributiereglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Retributiereglement bibliotheek

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 19 juni 2018 het gebruiksreglement van de bibliotheek goed.

De tarieven van het gemeenteraadsbesluit van 19 juni 2018 inzake het gebruiksreglement van de bibliotheek dienen in een retributiereglement te worden gegoten.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Advies/argumentatie

Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen van al wie beroep doet op de dienstverlening van de gemeente.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht moet houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 4.500 € en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025.

BESLUIT

Artikel 1

Er wordt met ingang van 1 januari 2020 een retributie gevestigd die verschuldigd is voor het lidmaatschap van de openbare bibliotheek, het ontlenen van bepaalde materialen, het gebruik van bepaalde materialen ter plaatse en het verstrekken van bepaalde diensten in de openbare bibliotheek van Meise en de jeugdbibliotheek van Westrode.

Artikel 2

De retributie is verschuldigd door de persoon die zich als lener in één van de vestigingen van het bibliotheeknet Vlaams-Brabant inschrijft.

Artikel 3

Het bedrag van de retributie wordt vastgesteld als volgt:

a)Inzake het lidmaatschap :

-Personen tot en met 17 jaargratis

-Personen vanaf 18 jaar5 euro per jaar

-Vernieuwing lidkaart ingevolge verlies of beschadiging3 euro

 

b)Inzake het ontlenen van materialen :

-Ontlenen van e-readers en e-boeken2,5 euro per keer

-Overschrijding van de uitleenperiode0,10 euro per dag en per                                                                                                                                                         exemplaar vanaf de eerste                                                                                                                                             dag van laattijdigheid

-Niet terugbrengen van ontleend materiaalkostprijs van het materiaal      

-Terugbrengen van ontleend materiaal in ernstigkostprijs van het materiaal                                                                beschadigde toestand

-Terugbrengen van ontleend materiaal in gedeeltelijkdoor de bibliothecaris                                                                   beschadigde toestand                                                                      bepaalde schade

 

c)Inzake het gebruik van bepaalde materialen :                                                                                                                 - Fotokopie/print zwart/wit                                                        0,10 euro per blad                                                                                                  - Fotokopie/print  kleur                                                                      0,50 euro per blad

 

d)Inzake het verstrekken van bepaalde diensten door de bibliotheek :                                                               - reserveren van uitgeleende werken of exemplaren               0,80 euro per exemplaar                                                                      - aanvragen van werken uit een andere openbare             2,50 euro per exemplaar                                                                bibliotheek                                                                                                                                                                                    - aankopen van afgevoerde werken                                          0,50 euro per materiaal

Artikel 4

De volgende administratiekosten worden aangerekend :                                                                               -                   - versturen van een herinneringsbrief via de post              kostprijs postzegel                                                                                  - zendingen via e-mail                                                                      gratis                                                                                             -     aangetekende zendingen                                                        kostprijs aangetekende                                                                                                                                                            zending

Artikel 5

Het bedrag van de retributie, eventueel verhoogd met de administratiekosten wordt contant of met bancontact betaald in de bibliotheek totdat er een dossier wordt overgemaakt inzake nalatige leners aan de gemeentelijke dienst financiën.

Artikel 6

Dit retributiereglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Reglement gratis huisvuilzakken - subsidie voor herbruikbare luiers

MOTIVERING

Feiten en context

In de gemeenteraad van 18 december 2008 werd een gemeentelijk reglement goedgekeurd inzake het ter beschikking stellen van gratis huisvuilzakken en het toekennen van subsidies voor herbruikbare luiers.

In de gemeenteraad van 15 december 2015 werd voormeld reglement gedeeltelijk ingetrokken, gezien het OCMW instaat voor de bedeling van gratis huisvuilzakken aan financieel minder begunstigden.

Juridische gronden

De gemeenteraadsbeslissing van 18 december 2008 inzake het ter beschikking stellen van gratis huisvuilzakken en het toekennen van subsidies voor herbruikbare luiers en de aanpassing door de gemeenteraadsbeslissing van 15 december 2015.

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Advies/argumentatie

Positief advies.

Het is billijk en rechtvaardig om bepaalde categorieën van gezinnen (vb. bij geboorte van een kind of de adoptie / medische redenen) ook in de toekomst te blijven steunen om de druk van de afvalkosten en het verplicht gebruik van huisvuilzakken van Invoco wat te verlichten.

Als milieuvriendelijk alternatief ten opzichte van de klassieke wegwerpluiers zijn er herbruikbare luiers op de markt, die een positieve bijdrage leveren aan de beperking van de hoeveelheid restafval.

Financiële gevolgen

De uitgave voor de gratis huisvuilzakken en subsidie herbruikbare luiers wordt geraamd op +/- 12.000 euro/jaar.

BESLUIT

Artikel 1

Het besluit van de gemeenteraad van 18 december 2008 houdende een gemeentelijk reglement inzake het ter beschikking stellen van gratis huisvuilzakken en het toekennen van subsidies voor herbruikbare luiers en het besluit van de gemeenteraad van 15 december 2015, houdende de aanpassing van voormeld reglement, worden opgeheven vanaf 1 januari 2020.

Artikel 2

Voor de periode van 1 januari 2020 tot 31 december 2025 worden volgende bepalingen vastgesteld in verband met het toekennen van sociale tegemoetkomingen: het ter beschikking stellen van gratis huisvuilzakken en het toekennen van herbruikbare luiers.

Artikel 3

Bij de geboorte van een kind of de adoptie van een kind jonger dan 2 jaar biedt het gemeentebestuur  de volgende keuze aan:

* ofwel éénmalig 40 huisvuilzakken voor restfractie met een inhoud van 30 liter.

* ofwel een éénmalige subsidie van 50 euro na voorlegging van het betalingsbewijs van een pakket herbruikbare luiers ter waarde van minstens 100 euro.

Artikel 4

Aan erkende onthaalmoeders in de gemeente wordt volgende keuze aangeboden:

* ofwel jaarlijks 40 huisvuilzakken voor de restfractie, met een inhoud van 30 liter

* ofwel een jaarlijkse subsidie van 50 euro na voorlegging van het betalingsbewijs van een pakket herbruikbare luiers ter waarde van minstens 100 euro.

Artikel 5

Aan nierbehandelingspatiënten die een thuisbehandeling krijgen, worden 40 huisvuilzakken voor de restfractie met een inhoud van 30 liter gratis ter beschikking gesteld. Te bewijzen aan de hand van een doktersattest.

Artikel 6

Aan stomapatiënten en gezinnen waarvan minstens één inwonende persoon een blijvende incontinentie heeft, worden 40 huisvuilzakken voor de restfractie met een inhoud van 30 liter gratis ter beschikking gesteld. Te bewijzen aan de hand van een doktersattest.

Artikel 7

Het Schepencollege wordt belast met de uitvoering van dit reglement.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Toelage aan instellingen voor mensen met een beperking

MOTIVERING

Feiten en context

In de gemeenteraad van 18 december 2008 werd een gemeentelijk reglement goedgekeurd inzake de toekenning van een tussenkomst aan erkende instellingen voor mensen met een beperking die inwoners uit Meise opnemen.

Vanaf het dienstjaar 2008 verleende de gemeente een tussenkomst die werd vastgesteld op 250 euro per inwoner, indien deze het voorbije jaar gedurende minstens 200 kalenderdagen gebruik heeft gemaakt van de rechthebbende instelling.  De toelage is jaarlijks aanvraagbaar door de rechthebbende instelling.

De reglementen dienen te worden voorzien van een einddatum.

Juridische gronden

De gemeenteraadsbeslissing van 18 december 2008 inzake de toekenning van een tussenkomst aan erkende instellingen voor gehandicaptenzorg die inwoners uit Meise opnemen.

Advies/argumentatie

Positief advies.

De voormelde instellingen hebben een werking die tot doel hebben het welzijn van de doelgroep te bevorderen, de levenskwaliteit te verhogen of hulp te bieden waar de doelgroep moeilijkheden ervaart.

Financiële gevolgen

De uitgave is voorzien in het exploitatiebudget 2019.

Budgetsleutel

Actie

Beschikbaar budget

64930000/0911

1419/001/004/001/001

10.000 euro voorzien

(incl. budget voor toelage Levedale)

BESLUIT

Artikel 1

Het besluit van de gemeenteraad van 18 december 2008, houdende de vaststelling van een gemeentelijk reglement inzake de toekenning van een tussenkomst aan erkende instellingen voor gehandicaptenzorg die inwoners uit Meise opnemen, wordt opgeheven vanaf 1 januari 2020.

Artikel 2

Voor de periode van 1 januari 2020 tot 31 december 2025 wordt een toelage toegekend aan erkende instellingen voor mensen met een beperking die inwoners uit Meise opnemen.

Artikel 3

De tussenkomst bedraagt 250 euro per inwoner, indien deze het voorbije jaar gedurende minstens 200 kalenderdagen gebruik heeft gemaakt van de instelling.  De toelage wordt jaarlijks aangevraagd door de rechthebbende instelling.

Artikel 4

Het voormelde tarief wordt gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de index van december 2019. Ze wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.

Formule: [huidig tarief] x gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat / gezondheidsindexcijfer van december 2019. Het bedrag wordt afgerond naar boven, naar de eerstvolgende euro.

Artikel 5

Het Schepencollege wordt belast met de uitvoering van dit reglement.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Belasting afleveren administratieve stukken burgerzaken 2020-2025

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 20 december 2016 het reglement goed met betrekking tot de belasting op de afgifte van administratieve stukken en identiteitskaarten: aanslagjaren 2017-2019.

De gemeenteraad keurde op 12 februari 2013 het reglement goed op het afleveren van het Europees rijbewijs in bankkaartmodel.

De aanmaakkosten voor identiteitskaarten worden bepaald door de FOD Binnenlandse Zaken.

De aanmaakkosten, de consulaire heffing en de leveringsprijs voor reispassen worden bepaald door de FOD Buitenlandse Zaken.

De FOD Mobiliteit en Vervoer rekent voor de afgifte van de rijbewijzen een kostprijs aan.

Jaarlijks worden de tarieven van de vergoedingen ten laste van de gemeente voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten, de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de 12 jaar en de kaarten en verblijfsdocumenten, afgeleverd aan vreemde onderdanen, geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex. De aangepaste bedragen worden jaarlijks in de loop van de maand september aan de gemeente meegedeeld door de Minister van Binnenlandse Zaken.

Juridische gronden

Artikel 170 § 4 van de grondwet.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Het gemeenteraadsbesluit van 20 december 2016 aangaande de belasting op het afleveren van administratieve stukken en identiteitskaarten 2017-2019.

Het gemeenteraadsbesluit van 12 februari 2013 aangaande de belasting op het afleveren van het Europees Rijbewijs in bankkaartmodel.

Het Decreet lokaal bestuur, art. 40§3.

Het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel II. 31, tweede lid.

De omzendbrief KB/ABB 2019/02 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Het Koninklijk Besluit van 28 april 2011 dat de omzetting beoogt van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs.

Het Koninklijk Besluit van 3 juli 2012 betreffende het rijbewijs in bankkaartmodel.

Het Ministerieel besluit van 15 maart 2013 tot vaststelling van het tarief van de vergoedingen ten laste van de gemeenten voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten, de elektronische identiteitskaarten voor Belgische kinderen onder de 12 jaar en de kaarten en verblijfsdocumenten, afgeleverd aan vreemde onderdanen, gewijzigd bij Ministerieel besluit van 27 maart 2013.

De omzendbrief van de FOD Binnenlandse zaken, Algemene directie instellingen en bevolking, van 6 september 2016, houdende de modaliteiten van de spoedprocedures voor de uitreiking van elektronische identiteitsdocumenten in 2017 en de afschaffing van de uitreiking van voorlopige identiteitsdocumenten in de provincies vanaf 15 januari 2017.

De omzendbrief van 12 september 2017, houdende de actualisatie van de vergoedingen ten laste van de gemeente, ingevolge de uitvoering van de nieuwe spoedprocedures.

De omzendbrief van de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene directie instellingen en bevolking van 5 november 2019, houdende de tarieven van de vergoedingen ten laste van de gemeenten voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten en –documenten vanaf 1 januari 2020.

Advies/argumentatie

 

Aangezien het gemeentebestuur aan de federale overheid een vergoeding dient te betalen voor de aanmaak en levering van de uit te reiken identiteitsdocumenten, rijbewijzen en reispassen en het bestuur zelf ook kosten maakt naar aanleiding van de behandeling van de aanvragen en de uitreiking van deze documenten, is het aangewezen om van de aanvrager van de dienstverlening een billijke bijdrage te vragen in de kostprijs van deze administratieve documenten.

Om te vermijden dat het aan te rekenen bedrag bij identiteitskaarten enerzijds uitkomt op niet afgeronde bedragen en anderzijds jaarlijks bij elke kostenwijziging (indexaanpassing) het belastingsreglement dient te worden aangepast, is het aangewezen om de aan te rekenen bedragen naar boven af te ronden naar het eerstvolgende decimaal (bvb. 5,12€ wordt 5,20€).

Financiële gevolgen

De opbrengsten worden geraamd op 215.000 euro en zullen worden voorzien in het meerjarenplan 2020-2025.

BESLUIT

De beslissing van het schepencollege van 7 oktober 2019, houdende de belasting op het afleveren van administratieve stukken burgerzaken 2020-2025, in te trekken.

Artikel 1

De beslissingen van de gemeenteraad de dato 20 december 2016, houdende de belasting op het afleveren van administratieve stukken en identiteitskaarten en de dato 12 februari 2013, houdende de belasting op het afleveren van een Europees rijbewijs in bankkaartmodel, in te trekken op 1 januari 2020.

Artikel 2

Vanaf 1 januari 2020 tot met 31 december 2025 wordt een gemeentebelasting gevestigd op het afleveren door het gemeentebestuur van administratieve stukken voor burgerzaken, opgesomd onder artikel 4.

Artikel 3

De belasting is verschuldigd door de aanvrager.

Artikel 4

Het bedrag wordt vastgesteld als volgt:

1) Totale kostprijs voor de elektronische identiteitskaarten (gemeentebelasting + kosten FOD):

a) NORMALE PROCEDURES

* eIK voor Belgische kinderen onder de 12 jaar: € 9 (aanmaakkosten: € 6,40)

* eIK Belgen: € 21 (aanmaakkosten € 16,10)

* eIK en verblijfsdocumenten van vreemde onderdanen:  € 21 (aanmaakkosten € 16,10)

* biometrische kaarten en verblijfstitels voor vreemde onderdanen van derde landen: € 21 (aanmaakkosten € 16,60)

b) SPOEDPROCEDURES MET LEVERING VAN DE KAART EN PIN/PUK OP DE GEMEENTE

* eIK  voor Belgen en eIK  verblijfskaarten voor vreemdelingen die legaal op het grondgebied van het Rijk verblijven: € 110 (aanmaakkosten € 98,60)

* eIK voor Belgische kinderen onder de 12 jaar: € 100 (aanmaakkosten € 88,60)

c) SPOEDPROCEDURES MET GECENTRALISEERDE LEVERING bij de FOD Binnenlandse Zaken - Brussel

* eIK voor Belgen en eIK  verblijfskaarten voor vreemdelingen die legaal op het grondgebied van het Rijk verblijven: € 140 (aanmaakkosten € 129,80)

* eIK voor Belgische kinderen onder de 12 jaar: € 130,00 (aanmaakkosten € 120,10)

2) Voor de overige documenten (identiteitsbewijzen)

* afgifte van kartonnen identiteitsbewijzen (met foto) voor vreemdelingen onder de 12 jaar: € 2

* attest van immatriculatie: € 15

* bijlage 35: € 5

* aankomstverklaring / bijlage 3ter: € 5

* heraanvraag pin- en pukcode voor eIK: € 5

3) Afgifte van paspoorten:

•gratis voor kinderen - 18 jaar••

•€ 10 gemeentebelasting voor een nieuw paspoort - gewone procedure

•€ 20 gemeentebelasting voor een nieuw paspoort - dringende en superdringende procedure

Daarnaast is er ook nog te innen ten gunste van hogere overheden:

* consulaire taks (vanaf 18 jaar): 

•voor Belgen: € 30

•voor vluchtelingen, staatlozen en vreemdelingen: € 20

* de kosten voor de opmaak bij gewone procedure:

•voor Belgen: € 35

•voor vluchtelingen, staatlozen en vreemdelingen: € 41

* de kosten voor de opmaak bij dringende procedure:

•voor Belgen: € 210

•voor vluchtelingen, staatlozen en vreemdelingen: € 210

* de kosten voor de opmaak bij superdringende procedure:

•voor Belgen: € 270

•voor vluchtelingen, staatlozen en vreemdelingen: € 270

4) Afgifte van rijbewijzen:

•internationaal rijbewijs (boekje) : € 5

•elektronische rijbewijzen en elektronische voorlopige rijbewijzen: € 5, ongeacht of het gaat om een eerste aflevering, duplicaat of vervanging van een rijbewijs omwille van een nieuw doktersattest (medische schifting - groep 2 - beroepsredenen).

Daarnaast is er ook nog te innen ten gunste van de FOD Mobiliteit en Vervoer: € 16 voor een internationaal rijbewijs en € 20 voor een elektronisch rijbewijs.

Zijn vrijgesteld van deze belasting de personen die door de FOD Mobiliteit vrijgesteld zijn overeenkomstig de onderrichtingen.

5) Afgifte andere documenten:

* slachtbewijs:  € 10

* uittreksels burgerlijke stand: gratis

* getuigschriften, uittreksels bevolking, wettiging handtekening, enz. die ambtshalve of op verzoek uitgereikt worden: gratis

Artikel 5

De bedragen vermeld in artikel 4 worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex. De vermelde bedragen stemmen overeen met de index van december 2019. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand die de aanpassing voorafgaat en afgerond naar het hogere decimaal. (bvb. 15,02€ wordt 15,10€). De aangepaste basisbedragen worden jaarlijks in de loop van de maand september meegedeeld aan de gemeente door de Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 6

De belasting en de eventuele verzendingskosten moeten bij het afleveren van het document contant of elektronisch betaald worden, tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebrek aan onmiddellijke betaling wordt de belasting ingekohierd.

Artikel 7

De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.

Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging.

Het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante belasting of, wanneer de belasting een kohierbelasting wordt, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.

Van het aanslagbiljet wordt een ontvangstmelding verstuurd binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

Artikel 8

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 9

Dit belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Gemeentelijke retributie procedure voornaamswijziging

MOTIVERING

Feiten en context

Vanaf 1 augustus 2018 werd de bevoegdheid van de minister van Justitie om een voornaamswijziging te doen, overgedragen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van elke gemeente.  De bevoegdheid om een familienaam te wijzigen, blijft wel bij de minister van Justitie.

De indiening van de aanvraag dient hierbij te gebeuren in de gemeente waarin men is ingeschreven (of, bij een verblijf in het buitenland, laatst was ingeschreven).

De ambtenaar van de burgerlijke stand is vanaf 1 augustus 2018 bevoegd voor het beoordelen en aanvaarden/weigeren van verzoeken tot voornaamswijziging.

De registratierechten die door het registratiekantoor van de FOD Financiën geïnd werden op de vergunningen tot verandering van voornamen zijn geschrapt. Het staat de gemeenteraad vrij een vast bedrag vast te stellen of gevallen van korting of vrijstellingen en betalingsmodaliteiten te regelen.

Aan transgenders mag maximaal slechts 10% gevraagd worden van het vastgelegde retributiebedrag.

Aanvragen tot voornaamswijziging voor vreemdelingen die de Belgische nationaliteit aanvragen en niet over een voornaam beschikken (art. 15, 3° lid WBN), dienen gratis te worden behandeld.

Juridische gronden

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 40.

De omzendbrief KB/ABB 2019/02 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.

De Wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht, wijzigt onder meer de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

De omzendbrief van 11 juli 2018 betreffende de wet van 18 juni 2018, houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, waarbij de bevoegdheid inzake verandering van voornamen wordt overgedragen aan de ambtenaren van de burgerlijke stand en de voorwaarden en de procedure ervan worden geregeld.

Artikel 170, §4 van de grondwet.

Advies/argumentatie

Positief advies. De financiële drempel moet zorgen voor een overwogen eenmalige beslissing om impulsieve reacties die een administratieve overlast bezorgen, te beperken.

De inning van het bedrag van de retributie bij het indienen van het verzoekschrift en niet naderhand, heeft een directe invloed op het aantal ingediende verzoeken en zijn van aard om een zekere lichtzinnigheid in hoofde van de verzoeker te vermijden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengsten zullen worden opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025.

BESLUIT

Artikel 1

Het retributiereglement inzake de procedure voornaamswijziging zoals goedgekeurd op de gemeenteraad van 11 september 2018 - zonder vermelding van een einddatum - wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 2

Vanaf 1 januari 2020 tot 31 december 2025 wordt er een retributie geheven op de aanvraag tot voornaamswijziging.

Artikel 3

De retributie is verschuldigd door de aanvrager van de voornaamswijziging, nl. de betrokkene zelf of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Artikel 4

De retributie wordt vastgesteld op 50,00 euro. Voor de tweede en volgende aanvraag bedraagt de retributie 300,00 euro. De gemeentelijke retributie bedraagt 10% van het normale tarief in geval van een persoon die de overtuiging heeft dat het geslacht vermeld in zijn geboorteakte niet overeenkomt met zijn innerlijke beleefde genderidentiteit (verklaring op eer).

Artikel 5

Vreemdelingen die de Belgische nationaliteit aanvragen en niet over een voornaam beschikken zijn vrijgesteld van de retributie.

Artikel 6

De inning van het bedrag van de retributie gebeurt bij het indienen van het verzoek tot voornaamswijziging.

Artikel 7

De bekendmaking van dit reglement gebeurt overeenkomstig de artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Tariefreglement voor de grafconcessies

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 10 april 2018 het tariefreglement voor de grafconcessies goed.

Dit tariefreglement dient opnieuw te worden vastgesteld.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Advies/argumentatie

Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen van al wie beroep doet op de dienstverlening van de gemeente.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht moet houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 17.000 euro (inclusief tariefreglement grafkelders) en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025.

BESLUIT

Artikel 1

De beslissing van de gemeenteraad dd. 10 april 2018, houdende vaststellen van het tariefreglement voor de grafconcessies en hernieuwingen, wordt ingetrokken.

Artikel 2

Het tarief voor de grafconcessies, ongeacht of het om een oorspronkelijke concessie dan wel om een hernieuwing gaat, wordt vastgesteld als volgt:

a) concessie met kelder:

         inwoners van de gemeente: 1.100 euro

         geen inwoners van de gemeente: 7.500 euro

         1 persoon inwoner en 1 persoon geen inwoner van de gemeente: 4.500 euro

b) concessie in volle grond:

         inwoners van de gemeente: 650 euro

         geen inwoners van de gemeente: 2.600 euro

c) concessie nis in columbarium:

         inwoners van de gemeente: 550 euro

         geen inwoners van de gemeente: 4.500 euro

         1 persoon inwoner en 1 persoon geen inwoner van de gemeente: 2.500 euro

d) concessie op urnenveld:

         inwoners van de gemeente: 550 euro

         geen inwoners van de gemeente: 2.200 euro

         1 persoon inwoner en 1 persoon geen inwoner van de gemeente: 1.600 euro

Artikel 3

Genieten het tarief als zijnde inwoners van de gemeente:

a) De personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood werden aangetroffen.

b) De personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood werden aangetroffen en die in haar bevolkingsregisters of vreemdelingenregisters zijn ingeschreven.

c) De personen die, op het ogenblik dat zij ingeschreven waren in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister, om gezondheids- of ouderdomsredenen genoodzaakt waren zich te laten inschrijven in een andere gemeente en er overleden zijn.

d) De personen die gedurende 25 jaar de gemeente bewoond hebben en deze niet langer dan 10 jaar verlaten hebben.

e) De personen die inwoner zijn van een aangrenzende gemeente doch die kerkelijk tot een parochie van de gemeente behoren.

Artikel 4

ln geval van hernieuwing van de concessie voor het verstrijken ervan, wordt het tarief proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt.

Artikel 5

De prijs van de concessie moet betaald worden bij de kennisgeving van het besluit tot toekenning van de concessie of de hernieuwing.

Artikel 6

Dit retributiereglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Tariefreglement voor grafkelders en gedenkstenen

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad keurde op 10 april 2018 het tariefreglement voor de grafkelders en gedenkstenen goed.

Dit tariefreglement dient opnieuw te worden vastgesteld.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikel 40.

Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Advies/argumentatie

Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen van al wie beroep doet op de dienstverlening van de gemeente.

Overwegende dat de gemeente haar budget in evenwicht moet houden.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse opbrengst wordt geraamd op 17.000 euro (inclusief tariefreglement grafconcessies) en zal worden opgenomen in het meerjarenplan 2020 - 2025.

BESLUIT

Artikel 1

De beslissing van de gemeenteraad dd. 10 april 2018, houdende vaststellen van het tariefreglement voor de grafkelders en gedenkstenen, wordt ingetrokken.

Artikel 2

De prijs van de grafkelder ter begraving van 1 of 2 personen wordt vastgesteld op 600 euro.

Artikel 3

lndien men opteert voor een opschrift op de asverstrooiingszuil wordt volgend tarief aangerekend:

         inwoners van de gemeente: 100 euro

         niet inwoners van de gemeente: 200 euro.

Artikel 4

De prijs moet betaald worden bij de kennisgeving van het besluit tot toekenning van de grafconcessie met kelder of bij de aanvraag tot het plaatsen van een opschrift op de asverstrooiingsweide of bij de aanvraag tot het plaatsen van de grafsteen met opschrift op het urnenveld.

Artikel 65

Dit retributiereglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Goedkeuring van het reglement klachtenbehandeling

MOTIVERING

Feiten en context

Een kwaliteitsvol klachtenmanagement is een essentieel onderdeel van elke bestuursorganisatie.

De burger als klant moet een goede en betrouwbare dienstverlening kunnen krijgen.

Burgers verwachten dat eventuele vragen en bezwaren die ze formuleren correct en deskundig onderzocht en behandeld worden binnen een redelijke termijn.

De respectievelijke raden dienen een systeem van klachtenbehandeling te organiseren.

De gemeente Meise heeft een eigen klachtenreglement zoals goedgekeurd in de raadszitting van 8 april 2014.

Het OCMW Meise heeft een eigen klachtenreglement zoals goedgekeurd in de raadszitting van 9 december 2009 met laatste wijzigingen goedgekeurd in de raad van 18 januari 2018.

De vraag rees om een geïntegreerd klachtenreglement uit te werken waarbij een gezamelijk systeem van klachtenbehandeling georganiseerd wordt. Daarnaast dient er ook een gezamenlijke klachtencoördinator te worden aangesteld.

Het systeem van klachtenbehandeling zal georganiseerd worden op ambtelijk niveau, maximaal onafhankelijk van de diensten waarop de klachten betrekking hebben.

Dit geïntegreerd reglement zal ingaan op 1 januari 2020.

Juridische gronden

De artikelen 302 en 303 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en later wijzigingen.

De omzendbrief BA 1999/10 van 10 november 1999 inzake de behandeling van vragen, klachten en bezwaren.

Het bestuursdecreet van 7 december 2018 - hoofdstuk 5

Advies/argumentatie

Gunstig advies.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

Visie:

Onze gemeenschappelijke visie aangaande klachten is dat er constructief wordt omgegaan met klachten. Dit betekent dat klachten gezien worden als kansen op verbetering en oplossingsgericht benaderd dienen te worden.

Elke gebruiker van de dienstverlening van de gemeentelijke en/of OCMW-diensten die een klacht uit, heeft recht op een objectieve, klantvriendelijke en grondige behandeling van zijn klacht. De personen, betrokken bij de behandeling van klachten, dienen een strikte neutraliteit in acht te nemen en de regels van het beroepsgeheim te respecteren.

Artikel 2

Definities:

§1. Een "klacht" wordt gedefinieerd als de uiting van ontevredenheid van een burger of gebruiker over het (niet-) optreden van de gemeentelijke/ OCMW-diensten.

Een handeling van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente/ het OCMW, wordt beschouwd als een handeling van de gemeente/ het OCMW.

§2. Onder “melding” wordt verstaan een mondeling, schriftelijk of elektronisch bericht van een toestand waarbij een tussenkomst van een gemeentelijke/ OCMW-dienst gewenst is.

§3. Onder “klachtindiener” wordt verstaan het individu, de rechtspersoon, groep, vereniging of andere overheid, optredend in zijn hoedanigheid als klant van het bestuur.

Artikel 3 

Toepassingsgebied systeem klachtenbehandeling:

§1. Onder het toepassingsgebied van het systeem van klachtenbehandeling vallen alle klachten, zoals hiervoor geformuleerd.

§2. Behoren niet tot het toepassingsgebied: vragen om informatie, verzoeken tot inzage, meldingen, suggesties, beroepen, bezwaren, beleidsvragen, klachten van personeelsleden over de eigen werksituatie, de arbeidsbetrekkingen en de rechtspositieregeling.

Artikel 4

Wijze van indienen:

Iedereen heeft het recht om kosteloos een klacht in te dienen bij de gemeente of het OCMW.

Dit kan schriftelijk via het online klachtenformulier, per brief of per e-mail (klachten@meise.be). Het klachtenformulier is beschikbaar op de website.

Klachten kunnen ook mondeling overgebracht worden via de baliemedewerkers van het OCMW of de gemeente. Indien een klacht mondeling wordt geuit, wordt gevraagd de klacht schriftelijk te formuleren.

Artikel 5

Centraal klachtenmeldpunt:

Het OCMW en de gemeente richten een centraal klachtenmeldpunt in onder de coördinatie van de klachtencoördinator.

De burger kan een klacht doorgeven op dit centraal klachtenmeldpunt.

Klachten worden genoteerd in het centraal klachtenregister en worden dan via de klachtenprocedure behandeld.

De bestuurssecretaris wordt belast met de taak van klachtencoördinator. De klachten worden geregistreerd door de klachtencoördinator, tenzij de klacht betrekking heeft op de bestuurssecretaris zelf.

Hierbij dienen alle relevante gegevens te worden opgenomen (datum ontvangst klacht, identificatie klachtindiener, omschrijving klacht, ontvankelijkhied, beoordeling klacht, ondernomen of te nemen maatregelen).

Elk personeelslid die een klacht heeft ontvangen, bezorgt deze onmiddellijk aan de klachtencoördinator. Elke medewerker van de gemeente of het OCMW die zelf een klacht heeft over het (niet-)optreden van gemeentelijke of OCMW-diensten, kan deze eveneens bezorgen aan de klachtencoördinator.

Artikel 6

Ontvankelijkheid klacht:

Vooraleer een klacht wordt behandeld, oordeelt de klachtencoördinator of deze ontvankelijk is. Bij onontvankelijkheid van de klacht stuurt de klachtencoördinator een antwoord aan de klachtindiener met vermelding van de reden van niet verdere afhandeling.

Indien de klacht onvoldoende duidelijk en concreet omschreven werd en daardoor onontvankelijk, wordt aan de klager gemeld dat hij zijn klacht opnieuw kan indienen mits duidelijker omschrijving.

Indien de klacht ernstige feiten betreft of feiten die dringende maatregelen vergen, wordt de algemeen directeur daarvan dadelijk in kennis gesteld.

Opdat de klacht inhoudelijk wordt behandeld, moet voldaan zijn aan volgende ontvankelijkheidsvereisten:

§1. Met betrekking tot het voorwerp van de klacht:

De klacht moet betrekking hebben op handelingen, niet-handelen of gedragingen van een personeelslid of een dienst van het gemeentebestuur.

De feiten waarop de klacht betrekking heeft moeten duidelijk zijn omschreven.

De klacht mag geen betrekking hebben op de wettigheid of opportuniteit van een beleidsbeslissing of beleidsintentie.

De klacht mag niet kennelijk onredelijk zijn.

De klacht mag geen betrekking hebben op feiten die langer dan 1 jaar voor de indiening van de klacht hebben plaatsgevonden.

De klacht mag geen betrekking hebben op feiten waarover al eerder door dezelfde persoon een klacht is ingediend die ontvankelijk werd verklaard, tenzij nieuwe feiten aan het licht komen.

De klacht mag niet tot doel hebben de herziening, intrekking of opheffing van een beslissing van het gemeentebestuur, voor zover er tegen deze beslissing een administratief beroep mogelijk is of was of voor zover er al een klacht werd ingediend bij de toezichthoudende overheid tegen deze beslissing.

De klacht mag niet slaan op feiten of beslissingen waarover een gerechtelijke procedure of een procedure voor de Raad van State loopt of werd gevoerd.

De klachtindiener geen belang kan aantonen op verzoek van de klachtenbehandelaar.

§2. Met betrekking tot de klachtindiener:

De klachtindiener moet zijn identiteit, nl. naam en adres bekendmaken.

Worden m.a.w. beschouwd als niet ontvankelijk in de klachtenprocedure: anonieme klachten, vage klachten, klachten die het voorwerp zijn van een gerechtelijke procedure, klachten die betrekking hebben op gebeurtenissen die zich meer dan 1 jaar geleden voordeden.

Artikel 7

Klachtenbehandelaar:

Acht de klachtencoördinator de klacht ontvankelijk, dan wijst hij binnen de 5 werkdagen de behandeling ervan toe aan een klachtenbehandelaar. De klachtenbehandelaar is in principe de hiërarchisch overste van de dienst of van het personeelslid tegen wiens gedraging, handeling, niet-handelen, de klacht gericht is en die zelf niet betrokken is bij de gedraging waarover geklaagd wordt.

De klachtenbehandelaar stelt een onderzoek in naar de gegrondheid van de klacht. Het onderzoek gebeurt op basis van informatie, aangebracht door de betrokken dienst en informatie van de klachtindiener. De klachtenbehandelaar verzamelt en analyseert deze informatie en bezorgt, binnen de tien werkdagen na de dag van ontvangst van de klacht een rapport en een voorstel van antwoord aan de klachtencoördinator. De klachtencoördinator kan een aanvullend onderzoek laten instellen. In dit geval kan de termijn verlengd worden met maximum vijf werkdagen.

Is de klacht gericht tegen een ambtenaar van niveau A, dan wordt de klacht behandeld door de algemeen directeur.

Heeft de klacht betrekking op de algemeen directeur zelf, wordt de klacht behandeld door een bijzondere gemeenteraadscommissie, samengesteld overeenkomstig artikel 37 van het decreet lokaal bestuur.

Artikel 8

Ontvangstmelding:

De klachtencoördinator stuurt de indiener van de klacht binnen de 14 werkdagen een ontvangstmelding, waarin de procedure wordt toegelicht die bij de behandeling van de klacht zal worden gevolgd.

Een beslissing over de gegrondheid van de klacht wordt in principe getroffen binnen de 30 werkdagen. Bedraagt de tijd, nodig voor het beantwoorden van de klacht meer dan 30 werkdagen, dan wordt dit door de klachtencoördinator gemeld aan de klachtindiener.

Artikel 9

Vast bureau/ College van Burgemeester en Schepenen:

Wanneer een onderzoek volledig is afgerond, wordt het verslag, samen met het voorstel van antwoord aan de klachtindiener, door de klachtencoördinator aan het vast bureau en/of het college van burgemeester en schepenen voorgelegd.

De indiener van de klacht ontvangt binnen de vijf werkdagen na kennisneming door het vast bureau / het college van burgemeester en schepenen een brief met mededeling van het gevolg dat aan de klacht is gegeven. Bij gegronde of deels gegronde klachten moet in de brief een oplossing of compromis geformuleerd worden.

Artikel 10

Registratie afwerken:

Om een klacht af te sluiten, kan ze in het registratiesysteem op volgende manieren worden gecatalogeerd:

Gegrond: de gedraging van de gemeente/ het OCMW is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. De klachtindiener heeft gelijk.

Deels gegrond, deels ongegrond: zowel gemeente/ het OCMW als klachtindiener waren deels in fout.

Ongegrond: de gemeentelijke/ OCMW-diensten hebben geen fouten begaan.

Onontvankelijk: de klacht was niet ontvankelijk.

Artikel 11

Rapportering:

Alle klachten, evenals het gevolg dat er werd aan gegeven, worden in een centraal databestand geregistreerd. Jaarlijks wordt door de klachtencoördinator, zoals opgenomen in het organisatiebeheersingssysteem, een rapport met betrekking tot de behandelde klachten aan de gemeente- en OCMW-raad voorgelegd.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Rapportering klachten gemeente 2019

 

top

Akademie voor Muzische Kunsten - Professionaliseringsbeleid - 2019-2020

MOTIVERING

Feiten en context

Zoals bepaald in het kwaliteitsdecreet dient de Akademie voor Muzische Kunsten een professionaliseringsplan op te stellen.

Het professionaliseringsplan bevat de nascholingsbehoeften op niveau van de school en van de personeelsleden.

Juridische gronden

Het decreet van 27 maart 1991 over de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding

Het kwaliteitsdecreet van 8 mei 2009.

Het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.

Advies/argumentatie

Het protocol van akkoord van het ABOC van 5 november 2019.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

Het professionaliseringsbeleid, voor het schooljaar 2019-2020, van de Akademie voor Muzische Kunsten goed te keuren.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Akademie voor Muzische Kunsten - Licentieovereenkomst SEMU

MOTIVERING

Feiten en context

De directeur van de Akademie voor Muzische Kunsten vraagt in haar schrijven van 22 november 2019 om akkoord te gaan om een licentieovereenkomst af te sluiten met SEMU voor de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2022.

Met een licentieovereenkomst krijgt de Akademie de toelating om bladmuziek, liedjes en liedjesteksten te kopiëren.

De licentie geldt voor alle activiteiten binnen de Akademie en is ondertussen uitgebreid voor digitaal gebruik.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Advies/argumentatie

De Akademie heeft de keuze om deze overeenkomst al dan niet af te sluiten op voorwaarde dat er enkel gebruik wordt gemaakt van originele uitgaven van bladmuziek en dus volledig 'kopie-vrij' zijn.
Aangezien de Akademie dit niet kan garanderen is het noodzakelijk om deze overeenkomst af te sluiten.
In het kader van het opvoedingsproject is het trouwens belangrijk om de leerlingen vertrouwd te maken met een correcte omgang met het auteursrecht.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse vergoeding wordt als volgt berekend:
7,00 euro per financierbare leerling in het domein Muziek die het volledige inschrijvingsgeld betaalde volgens de telling van 1 februari van het voorgaande schooljaar.
4,00 euro per financierbare leerling in het domein Muziek die in aanmerking komt voor het verminderde inschrijvingsgeld volgens de telling van 1 februari van het voorgaande schooljaar.
Het krediet is voorzien in het budget van 2019.

BESLUIT

Artikel 1

Akkoord te gaan om een licentieovereenkomst af te sluiten met SEMU voor de Akademie voor Muzische Kunsten voor de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2022.

Artikel 2

De burgemeester en de algemeen directeur de licentieovereenkomst te laten ondertekenen.

Artikel 3

De financiële dienst van deze beslissing in kennis te stellen.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Marie Jeanne Thaelemans, Erwin De Clerck, Roel Anciaux, Thomas Goethals, Marcel Belgrado, Paul Aerts, Sonja Becq, Jo Van Den Brande, Emiel De Boeck, Christine De Cubber, Jacques Wouters, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Diana Tierens, Ruben Algaba, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Billie Kawende, Roel Baudewyns en Katrien Uyttersprot)

 

top

Werken aan fiets-/voetpad op de Kapellelaan - Toegevoegd punt

Sonja Becq stelt volgende vraag:

Vraag

Op de Kapellelaan zijn reeds geruime tijd werken bezig (van Eandis). Voor fiets- en voetgangers is dit een erg gevaarlijke situatie. Signalisatie en veiligheid van de zwakke weggebruikers laat te wensen over. En het blijft maar duren. Dat de risico’s nog verhogen met deze donkere herfst- en winterdagen is vanzelfsprekend. Ging dit college niet voluit voor de zwakke weggebruiker? Dan zijn veilige fiets- en voetpaden de eerste prioriteit.

-Wat heeft de bevoegde schepen reeds ondernomen om de werken te laten vooruitgaan en                             om meer veiligheid te garanderen

-Wat zal de bevoegde schepen ondernemen om aan deze onveilige situatie zo snel mogelijk                             een einde te maken.

Antwoord

Schepen Roel Anciaux antwoordt dat de werken door Fluvius zijn uitgevoerd en dat de Watergroep zijn werken zal afronden op woensdag 18 december 2019. Hierdoor is de gevaarlijke situatie voor de zwakke weggebruiker van de baan.

 

top

Werken aan de Zijp in Wemmel - Toegevoegd punt

Sonja Becq stelt volgende vraag:

Vraag

Aan de Zijp in Wemmel zijn in november ingrijpende werken gestart die ongeveer een jaar zullen duren. Gevolg is dat wie vanuit Wemmel naar Meise wil rijden – of omgekeerd – moet ver rondrijden langs de Romeinse Steenweg of langs Brussegem/Merchtem.  Destijds werd de doorgang langs de Kaarlijkstraat afgesloten omdat er – tijdens de schooluren – te snel en te druk gereden werd. De toenmalige oppositie – thans lid van het schepencollege – vond toen dat het beter zou zijn om meer vertragende maatregelen te nemen en controle  op het rijgedrag van de mensen te organiseren, dan om deze weg af te sluiten. Voor de handelaars en de markt in Meise – die hiervan nadeel ondervinden - zou deze periode trouwens ideaal zijn om de weg terug open te maken.

-Overweegt de gemeente om de Kaarlijkstraat – minstens tijdens de werken aan de Zijp –                             open te maken en hierover op korte termijn met de gemeente Wemmel te onderhandelen.

-Zo ja, op welke wijze zal er dan extra ingezet worden op veiligheid en controle in de Van                             Doorslaerlaan.

Antwoord

Schepen Marie Jeanne Thaelemans stelt dat er geen enkele reden is om deze sluipweg opnieuw open te stellen. Sinds enkele jaren zijn de mensen in de wijk langs de Van Doorslaerlaan en de scholen in het centrum zeer blij dat deze sluipweg langs De Van Doorslaerlaan en het centrum werd onderbroken.

Ook de werken in de Zijp geven geen aanleiding om deze sluipweg opnieuw open te stellen. De gemeente Wemmel heeft een omleiding voorzien zodat men van punt A in de Zijp naar punt B in de Zijp/Robbrechtstraat kan rijden. Omrijden langs de Romeinse baan of Steenweg op Brussegem is echt niet nodig.

Schepen Marie Jeanne Thaelemans vervolgt dat er in 2014 er een petitie was om deze weg af te sluiten. Zij wil dit niet negeren. Zij ziet nu elke dag schoolgaande jeugd afspreken aan de Van Doorslaerlaan om samen naar school te fietsen en voor vele wandelaars is de omgeving - sinds het afsluiten van de weg - veel veiliger geworden.

 

top

Verkeerde plaatsing verkeersborden - Toegevoegd punt

Jorn Lathouwers stelt volgende vraag:

Vraag

Artikel 6.7.8 van het reglement van de wegbeheerder zegt het volgende:

"In een zone mogen alleen maatregelen die meer beperkend van aard zijn of maatregelen die van een andere aard zijn dan de regel die in deze zone van toepassing is, voor bepaalde openbare wegen genomen worden.

Maatregelen die minder beperkend van aard zijn mogen slechts incidenteel in de zone worden getroffen."

Dit betekent dat je geen zone met een hogere snelheid mag starten in een bepaalde zone. En hier starten ze een zone met snelheid 50 km/u in een zone met 30 km/u.

Met die laatste zin wordt bedoeld dat je de snelheid enkel kan verhogen in een bepaalde zone met een gewoon snelheidsbord (geen zonebord) dat geldt tot aan het volgende kruispunt. (Zie foto)

Afbeelding verwijderd.

Door de 2 borden met elkaar te verwisselen, is het probleem opgelost!

 

Antwoord

Schepen Marie Jeanne Thaelemans stelt dat dit een terechte opmerking is. Er werd reeds aan de betrokken dienst doorgegeven om deze borden op de juiste manier te plaatsen.

 

top

Snelheidscontroles centrum Rossem - Toegevoegd punt

Jorn Lathouwers stelt volgende vraag:

Vraag

Naar aanleiding van mijn 1ste punt is mijn volgende vraag; of er snelheidscontroles hebben plaatsgevonden in het centrum van Rossem gelimiteerd tot max 30km/h?

Zo niet : Zijn er geen verdere gevolgen

Zo ja:     Wat gaat er gebeuren met de gedupeerde?

- Mochten de boetes reeds betaald zijn draagt de gemeente hierbij de morele verantwoordelijkheid tegen over de personen die deze boetes reeds betaald hebben! 

- Als er personen zijn die nog niet betaald hebben, stel ik voor dat de gemeente deze contacteert met een rechtzetting.

Antwoord

Burgemeester Gerda Van den Brande stelt dat er in die zone nog geen snelheidscontroles werden uitgevoerd.

 

top

Staat voetbalveld 'Hoger Op Wolvertem-Merchtem' - Toegevoegd punt

Jorn Lathouwers stelt volgende vraag:

Vraag

Het hoofdterrein  van ‘Hoger Op Wolvertem Merchtem’ ( 3de klasse amateurs) ligt er erbarmelijk bij: het water blijft grotendeels staan op het veld of sijpelt heel slecht door. Het gevolg hiervan is dat het veld na 20min voetballen volledig omgeploegd is en dus onbespeelbaar. (Zie foto)

Afbeelding verwijderd.

Afbeelding verwijderd.

Om 0-5 forfaitcijfers te voorkomen is de club genoodzaakt om de wedstrijd van 15/12 te laten doorgaan in Merchtem.

Wat gaat de gemeente hieraan doen zodat de club terug kan voetballen op het hoofdterrein in Wolvertem?

Antwoord

Schepen Jonathan De Valck stelt dat de melding is binnengekomen op 10 december 2019 en dat er op 11 december 2019 een werkbon werd opgemaakt om de drainage en drainageputjes na te kijken. De uitvoering staat ingepland op vrijdag 20 december 2019.

 

top

Meise url gemeenteraad
https://meise.meetingburger.net/gr/0b0742ae-05ef-4515-9290-46d51a1ec10f